Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

8.463 resultaten

Rechtspraak

PS 2025-0274

In 2013 is een voetganger aangereden door een lijnbus. De voetganger heeft door het ongeval ernstig hersenletsel opgelopen waarvan hij blijvend zowel fysieke als mentale beperkingen ondervindt. Hij is niet meer in staat zelfstandig voor zichzelf te zorgen en woont in een mantelzorgwoning. De rechtbank Limburg heeft in een tussenvonnis d.d. 28 juni 2023 (ECLI:NL:RBLIM:2023:4336) over de diverse vorderingen geoordeeld. Onder meer over de zorgschade. In hoger beroep wordt verzocht om een voorlopig deskundigenbericht te bevelen. Hiermee willen de ouders (tevens notarieel gevolmachtigden) van het slachtoffer duidelijkheid verkrijgen over de vraag welke woon- en zorgvormen in praktijk mogelijk zijn voor hun zoon en van welke zorgkosten zou moeten worden uitgegaan bij de begroting van toekomstschade. Naar het oordeel van het hof hebben de ouders voldoende belang bij hun verzoek. Welke toekomstige woonvorm uitgangspunt zou moeten zijn is van belang voor de begroting van de schadevergoeding en over die woonvorm verschillen partijen van mening. De uitkomst van het voorlopig deskundigenbericht zal volgens de ouders bijdragen aan het kunnen inschatten van de proceskansen in hoger beroep als partijen niet tot een schikking komen. Dat de rechtbank op basis van het deskundigenbericht van Hoeijmakers heeft geoordeeld dat het wonen in een Wlz-instelling als passend voor de zoon moet worden beschouwd, maakt niet dat het verzoek moet worden afgewezen. Zoals de ouders terecht stellen zal in hoger beroep immers opnieuw moeten worden beoordeeld of van de zoon verlangd kan worden dat hij naar een Wlz-instelling verhuist of dat van de verweerders kan worden gevergd dat zij kosten van thuisverzorging vergoeden. Hetzelfde geldt voor het oordeel van de rechtbank dat de schade periodiek moet worden vergoed. Ook dat kan in hoger beroep opnieuw aan de orde komen en is dus geen reden voor afwijzing van dit verzoek. Daarnaast acht het hof het van belang dat het houden van een voorlopig deskundigenbericht niet in de weg staat aan (de voortgang van) de hoofdzaak. Het verzoek wordt toegewezen. De kosten van het onderzoek zullen – in afwijking van de hoofdregel van artikel 205 lid 1 Rv jo. artikel 195 Rv – voor 75% moeten worden voorgeschoten door de verweerders gezamenlijk en voor 25% door de ouders.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 28-11-2024

Rechtspraak

PS 2025-0273

Deelgeschil. In 2019 heeft een frontale botsing plaatsgevonden tussen een Opel Corsa en een Nissan Navara. De bestuurder van de Nissan Navara en zijn WAM-verzekeraar hebben aansprakelijkheid van de hand gewezen. De bestuurder van de Opel Corsa heeft daarop de rechtbank in deelgeschil verzocht te bepalen dat de bestuurder van de Nissan Navara voor het ontstaan van het ongeval aansprakelijk is en gehouden is de daardoor ontstane schade te vergoeden, met begroting van en veroordeling in zijn kosten bij de behandeling van het verzoek. In die procedure heeft de bestuurder van de Nissan Navara primair betwist dat hij aansprakelijk is en subsidiair het verweer gevoerd dat sprake is van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW, omdat de bestuurder van de Opel Corsa te hard reed en de gordel niet droeg, zodat een derde van de schade voor eigen rekening moet blijven. De rechtbank heeft echter nooit over dit verzoek beslist omdat de bestuurder van de Nissan Navara en zijn WAM-verzekeraar toch aansprakelijkheid hebben erkend. Partijen twisten nu over de vraag of door de gave erkenning van aansprakelijkheid tevens het eigenschuldverweer ter zake van het niet dragen van de gordel en het overschrijden van de maximumsnelheid is prijsgegeven. De rechtbank oordeelt in de omstandigheden van het geval van niet. De rechtbank verklaart voor recht dat de vergoedingsplicht van de WAM-verzekeraar met 25% wordt geleverd vanwege het (erkende) niet dragen van de gordel. De overschrijding van de maximumsnelheid is echter onvoldoende gemotiveerd gesteld door de WAM-verzekeraar.
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 22-04-2025

Rechtspraak

PS 2025-0269

Deelgeschil. In 2022 is een scooterrijder betrokken geweest bij een verkeersongeval. De WAM-verzekeraar van de auto heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. Uit onder andere een MRI- en CT-scan van het rechterbeen van de scooterrijder blijkt dat hij een gescheurde voorste kruisband en een gescheurde buiten- en binnenmeniscus had. In 2023 ontstond er een discussie tussen partijen over de vraag of de scooterrijder blijvende beperkingen heeft als gevolg van het ongeval en of die beperkingen door het ongeval zijn veroorzaakt. De scooterrijder heeft een deelgeschil aanhangig gemaakt om een aanvullend voorschot op de persoonlijke schade en een aanvullend voorschot op de buitengerechtelijke kosten te verkrijgen. De rechtbank oordeelt dat ondanks vele gemaakte afspraken over het verstrekken van aanvullende medische stukken, die noodzakelijk zijn om de (duur van de) beperkingen en het causaal verband tussen de beperkingen en het ongeval te kunnen beoordelen, het medisch dossier tot op heden verre van compleet is. Op basis van de op dit moment in het geding gebrachte stukken – waaruit overigens blijkt van mogelijke pre-existente knieproblematiek – kan niet worden vastgesteld dat aanspraak bestaat op een schadevergoeding die het reeds betaalde voorschot op de schade (€ 42.500) significant overstijgt. De rechtbank merkt ook op dat enkel geldnood onvoldoende is om in een deelgeschil een voorschot toe te kennen. Niet alle door de advocaat van de scooterrijder opgevoerde buitengerechtelijke kosten kunnen de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 BW doorstaan. Evenmin kan worden vastgesteld dat de in redelijkheid gemaakte kosten het reeds door de WAM-verzekeraar betaalde voorschot (significant) overstijgen. Het nadere voorschot op de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 08-05-2025

Rechtspraak

PS 2025-0266

Strafrecht. Arbeidsongeval met een hoogwerker met dodelijke afloop. Artikel 32 Arbeidsomstandighedenwet en artikel 307 Sr zijn overtreden. De moeder van het overleden slachtoffer krijgt € 20.000 aan affectieschade toegewezen. Het voornemen van de staatssecretaris om de bedragen te verhogen, heeft nog niet geleid tot wijziging van de wettelijke regeling ter zake. De rechtbank gaat dan ook uit van de bedragen zoals deze zijn opgenomen in het thans vigerende Besluit vergoeding affectieschade. Ook de halfbroer van het slachtoffer krijgt € 17.500 aan affectieschade toegewezen. Uit de overgelegde stukken en hetgeen op de zitting naar voren is gebracht, blijkt dat de levens van de halfbroers op meerdere terreinen verweven waren – zowel op het privéterrein (zij hebben altijd met elkaar samengewoond) als op werkterrein (zij bestierden tezamen een pas opgericht bedrijf). Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook voldoende onderbouwd dat sprake is van een zodanig nauwe persoonlijke relatie tussen de halfbroers dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat de halfbroer als naaste in de zin van artikel 6:108 lid 3 BW moet worden aangemerkt en dientengevolge voor vergoeding van affectieschade in aanmerking komt. De moeder en de halfbroer krijgen ook beiden € 10.000 aan shockschade toegekend. Beiden hebben het letsel van het slachtoffer waargenomen en hebben hierdoor geestelijk letsel opgelopen.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 02-05-2025