Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

8.463 resultaten

Rechtspraak

PS 2025-0354

Conclusie advocaat-generaal Ibili. Ski-ongeval in Oostenrijk waarbij letsel is opgelopen. Centraal staat de vraag of het hof bij de beoordeling van de aansprakelijkheid is uitgegaan van de verhoogde drempel voor aansprakelijkheid die in sport- en spelsituaties geldt. De advocaat-generaal overweegt dat wanneer de schadeveroorzakende gedraging plaatsvindt in de context van een sport- of spelsituatie, een verhoogde drempel voor het aannemen van aansprakelijkheid geldt. Wanneer sprake is van een sport- of spelsituatie kan in zijn algemeenheid niet worden gezegd. Hoewel in het bestreden arrest niet expliciet is vermeld dat het skiongeval plaats heeft gevonden binnen een sport- en spelcontext stelt de advocaat-generaal dat het hof de juiste maatstaf heeft aangelegd bij de beoordeling van de aansprakelijkheid. Hierbij speelt een rol dat in het partijdebat nauwelijks aandacht is geweest voor de aan te leggen maatstaf voor aansprakelijkheid. Met zijn oordeel dat de skiër onverantwoorde risico’s heeft genomen, heeft het hof tot uitdrukking gebracht dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld. In de overwegingen van het hof ligt besloten dat de man door het overtreden van de FIS-regels gevaarzetting heeft gecreëerd. Dit gevaar behoefde het slachtoffer – in de context van een sport- en spelsituatie – redelijkerwijs niet te verwachten, omdat de FIS-regels ertoe strekken om ongevallen op de skipiste te voorkomen en het slachtoffer erop mocht vertrouwen dat de skiër zich aan deze regels zou houden.
Parket bij de Hoge Raad, 27-06-2025

Rechtspraak

PS 2025-0353

Een vrouw heeft letsel opgelopen als passagier in haar eigen auto. Daar zij zelf was geweigerd door de verzekeraar, was de auto verzekerd en op naam gezet van haar zus. De verzekeraar stelt bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering te hebben gesloten. Het hof vond uitkering onaanvaardbaar wegens schending mededelingsplicht en het profiteren van opzettelijke misleiding. De Hoge Raad vernietigt deze uitspraak en overweegt over de uitleg van de WAM, welke is gebaseerd op een Europeesrechtelijke richtlijn. De rechtspraak van het HvJ EU, waarbij het belang van bescherming van slachtoffers van ongevallen vaak vooropstaat, laat volgens de Hoge Raad geen ruimte voor de regel dat bij opzettelijke misleiding van de verzekeraar door de benadeelde het eigen recht op schadevergoeding op grond van de WAM vervalt. Ook is in die verhouding geen plaats voor een regel dat de verzekeraar geen uitkering verschuldigd is bij – kort gezegd – onjuiste inlichtingen of opzettelijke misleiding. Alleen in het geval van misbruik van het Unierecht kan uitkering worden geweigerd. Uit rechtspraak van het HvJ EU zou volgen dat hiervan geen sprake is wanneer de misleiding erop gericht was om een verzekeringsovereenkomst tot stand te brengen, aldus de Hoge Raad. De verklaringen zijn niet afgelegd om zich als slachtoffer te beroepen op de WAM-richtlijn en wettelijke voorwaarden voor recht op uitkering te omzeilen. Zaak is verwezen naar een ander hof.
Hoge Raad, 04-07-2025

Rechtspraak

PS 2025-0352

De rechtbank heeft in een eerdere beschikking een klinisch neuropsycholoog benoemd tot deskundige. Aan deze deskundige zijn dezelfde vragen voorgelegd die in een nog eerdere beschikking waren opgenomen. Over deze vraagstelling bestond en bestaat tussen partijen overeenstemming. Een van de partijen verzoekt nu om aan de deskundige naast deze vragen ook de zogenoemde Tromp/Elemans-vraagstelling voor te leggen. Volgens deze partij is deze vraagstelling geschikter voor de beoordeling van het juridisch causaal verband door de rechtbank dan de standaardvraagstelling van de NVN. De wederpartij heeft bezwaar gemaakt en voert onder andere aan dat de Tromp/Elemans-vraagstelling tot op heden geen algemeen geaccepteerde vraagstelling is binnen de juridische en medisch-juridische praktijk. Nu het gebruik van deze vraagstelling afwijkt van hetgeen gebruikelijk is, zijn de resultaten aan interpretatiegevoeligheid onderhevig. De rechtbank honoreert het verzoek en overweegt dat de Tromp/Elemans-vraagstelling van recente datum is en sindsdien in recente uitspraken van twee hoven is gehanteerd voor neuropsychologisch onderzoek. Naar verwachting zal beantwoording van de Tromp/Elemans-vraagstelling juist meer juridisch relevante informatie verschaffen ten behoeve van het beoordelen van het juridisch causaal verband, dan de medische informatie over het medisch causaal verband waar de NVN-vraagstelling toe leidt. De voordelen daarvan wegen niet op tegen eventuele door de wederpartij gevreesde nadelen.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 15-04-2025

Rechtspraak

PS 2025-0351

Tijdens de coronapandemie is een ambulanceverpleegkundige van de GGD op 5 maart 2020 in aanraking gekomen met een patiënte met ernstige ademhalingsproblemen. Hij heeft deze patiënte behandeld in haar woning op een van de bovenste etages in een flatgebouw, haar vervolgens op een brancard via een kleine lift naar beneden naar de ambulance gebracht. Tijdens de daaropvolgende ambulancerit naar de spoedeisende hulp heeft hij verneveling toegepast. De ambulanceverpleegkundige is op 19 maart 2020 getest op corona, de uitslag was positief. De man heeft daarna niet meer gewerkt in zijn functie van ambulanceverpleegkundige. Bij hem is long covid gediagnosticeerd. In 2021 heeft de man de GGD aansprakelijk gesteld voor gezondheidsschade op grond van artikel 7:658 BW, stellende dat hij op 5 maart 2020 is besmet toen hij in aanraking kwam met de patiënte. De kantonrechter overweegt dat niet vaststaat dat de patiënte besmet was met het coronavirus. Niet is komen vast te staan dat de man tijdens zijn werkzaamheden met het coronavirus in aanraking is gekomen. De arbeidsrechtelijke omkeringsregel wordt niet toegepast. De kantonrechter gaat niet in op de vraag of de GGD aan haar zorgplicht heeft voldaan. Het betoog van de man dat er sprake is van proportionele aansprakelijkheid slaagt ook niet. De GGD is immers op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen niet aansprakelijk voor de geleden schade. In dat geval kan dus evenmin sprake zijn van proportionele aansprakelijkheid aan de zijde van de GGD.
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 25-06-2025

Rechtspraak

PS 2025-0345

Een vrouw heeft trombose gekregen door gebruik van de anticonceptiepil die de vrouw voor haar acne gebruikte. De rechtbank heeft in haar vorige tussenvonnis een deskundigenbericht gelast om te kunnen vaststellen of er sprake is van medische aansprakelijkheid van de huisarts. De deskundige heeft zijn rapportage ingediend. Partijen hebben daarop gereageerd. De rechtbank neemt de overwegingen en de conclusies van de deskundige over en is van oordeel dat de huisarts niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam huisarts mocht worden verwacht en dat de huisartsenpost als zorgverlener/opdrachtgever van de huisarts aansprakelijk is. De rechtbank oordeelt dat in de gegeven situatie geen anticonceptiepil had mogen worden voorgeschreven. Er was immers geen anticonceptiewens en er waren relatieve contra-indicaties voor het gebruik van anticonceptie, gezien de belaste familieanamnese van de vrouw ten aanzien van trombose. Deze informatie was tevens verstrekt door de moeder van de vrouw. Over het verhoogde risico op trombose bij gebruik van de anticonceptiepil is onvoldoende geïnformeerd. Aldus is gehandeld in strijd met de NHG-Standaarden Acne en Anticonceptie. Daarbij is ook in strijd met de professionele standaard gehandeld omdat bij de klachten van benauwdheid en ventilatieproblemen van de vrouw niet had mogen worden nagelaten met spoed verder onderzoek naar een verklaring te doen. De omkeringsregel is van toepassing op de normschending van de NHG-Standaarden Acne en Anticonceptie. De huisarts heeft naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt, dat de schade bij de vrouw ook zónder de beroepsfout van de huisarts kan zijn ontstaan. Naar oordeel van de rechtbank is er onzekerheid over de vraag of de op zichzelf vaststaande beroepsfouten de schade hebben veroorzaakt. Zowel het voorschrijven (en het gebruik door de vrouw) van Microgynon-30, het niet laten verrichten van nader spoedonderzoek als de erfelijke stollingsziekte AT-III van de vrouw kunnen immers de gezondheidsschade van de vrouw hebben veroorzaakt, althans aan het niet voorkomen daarvan hebben bijgedragen. Nadere inlichtingen zijn nodig om te kunnen bepalen tot hoever hun aansprakelijkheid voor de schade strekt, gelet op het feit dat bij de vrouw de erfelijke aandoening AT-III-deficiëntie (AT-III) en atrium septum defect (het ASD) is vastgesteld.
Rechtbank Overijssel (Locatie Almelo), 25-06-2025