Een werknemer heeft op 8 januari 2025 onder werktijd vuurwerk afgestoken op een projectlocatie waar hij buiten met collega’s aan het werk was. Het vuurwerk is in zijn hand ontploft en de werknemer is daardoor vier vingers en een deel van zijn handpalm kwijtgeraakt. Als gevolg daarvan kan hij zijn werk niet verrichten. Door de explosie is de rechterachterruit uit een bedrijfsauto van de werkgever geblazen en zijn glas, bloed en vingers in de nek en kraag van een collega terechtgekomen die in de auto op de bestuurdersstoel met de zaak aan het bellen was. De werknemer had al in januari 2024 vuurwerk afgestoken, waarna hij was aangesproken door de bedrijfsleider. Op 6 januari 2025 heeft de bedrijfsleider nog aan de werknemer gezegd ‘dit jaar geen vuurwerk op de zaak’ of woorden met deze strekking. De werkgever wil nu de arbeidsovereenkomst met de werknemer ontbinden. Aan dit verzoek legt de werkgever ten grondslag dat de werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld in de zin dat het een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert en dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De kantonrechter overweegt dat de werknemer zichzelf en een ander blootgesteld heeft aan ernstig gevaar, óók als hij, zoals hij heeft aangevoerd, niet op een halve meter maar op 3 à 4 meter afstand van de bedrijfsauto stond. Dat de werknemer van plan was het aangestoken vuurwerk naar een steiger te gooien waarop zijn collega’s aan het werk waren maakt de kwestie alleen maar erger. Ook van belang is dat de werknemer gewaarschuwd was. Dit alles maakt dat de werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Rekening houdend met het handelen van de werknemer maar ook met de verdere omstandigheden van de zaak is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar geen transitievergoeding toe te kennen. Van belang daarbij is dat de werknemer zelf blijvend ernstige gevolgen van zijn handelen ondervindt. Hij krijgt een prothese aangemeten en zal moeten revalideren. Hij verwacht over een jaar weer aan het werk te kunnen. Hij is 38 jaar en heeft de zorg voor vijf kinderen. Het is van groot belang voor de man zelf, voor zijn gezin en kinderen en voor de maatschappij dat hij weer aan het werk komt. De werkgever heeft echter geen enkele invulling gegeven aan de op haar rustende revalidatieverplichtingen, maar heeft zich uitsluitend gericht op beëindiging van het dienstverband. De werkgever is dus aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd.
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 30-06-2025