Kort geding over een verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de nabijheid van bewoners van een woonwijk. De bewoners vrezen voor ernstige gezondheidsschade voor henzelf en hun kinderen. Volgens de teler is die vrees ongegrond, omdat de gewasbeschermingsmiddelen zorgvuldig zijn getest en vervolgens zijn goedgekeurd om te gebruiken en hij bovendien diverse bovenwettelijke voorzorgsmaatregelen treft. Het hof overweegt dat de teler en de omwonenden in beginsel mogen vertrouwen op de uitkomsten van de toelatingsbeoordeling door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA), de Europese Commissie en uiteindelijk het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). In deze zaak zijn er echter bijzondere omstandigheden aan de orde. Gedurende de toelatingsprocedure voor de te gebruiken gewasbeschermingsmiddelen is geen onderzoek verricht naar risico’s op neurodegeneratieve ziektes die op latere leeftijd optreden. De te gebruiken middelen leveren echter wel een potentieel gevaar op voor het ontstaan van deze aandoeningen. Dit brengt mee dat de lidstaat Nederland en/of het Ctgb een risicobeoordeling door wetenschappelijke deskundigen dienen te laten verrichten in verband met de beoordeling of, en zo ja op welke wijze het voorzorgsbeginsel is toe te passen. Deze beoordeling heeft niet plaatsgehad, terwijl deze beoordeling op grond van de Europese Verordening 1107/2009 voor Nederland aan de lidstaat en het Ctgb is toebedeeld. Onder deze omstandigheden mag de teler er niet op vertrouwen dat er met de door hem te gebruiken gewasbeschermingsmiddelen geen reëel gevaar voor gezondheidsschade bestaat. Daarnaast overweegt het hof dat Nederland artikel 12 van Richtlijn 2009/128/EG niet volledig in nationale regelgeving heeft geïmplementeerd, waardoor er geen wettelijke verplichting bestaat voor landbouwers om in de nabijheid van kwetsbare groepen, zoals kinderen, het gebruik van pesticiden te minimaliseren of zelfs geheel achterwege te laten. Het hof overweegt dat de teler gelet op de feiten en omstandigheden zoals die in deze zaak aan de orde zijn een bijzondere zorgplicht jegens de in de onmiddellijke nabijheid wonende omwonenden heeft en dat hij die schendt en een onrechtmatige daad pleegt nu hij toch lelies gaat kweken in het seizoen 2027 met gebruik van de in deze zaak genoemde gewasbeschermingsmiddelen in de omvang die noodzakelijk is voor lelieteelt. Daarom is een maatregel van tijdelijke aard in de vorm van een verbod tot en met 2028 op zijn plaats.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 22-07-2025