Deelgeschil. In 2022 is een bezoekster van een evenement ten val gekomen toen zij in een lege stenen vijver stapte. Bij de val heeft de bezoekster haar linkerarm gebroken. De bezoekster verzoekt de rechtbank om nu voor recht te verklaren dat de gemeente en/of haar verzekeraar (op grond van artikel 6:174 BW dan wel artikel 6:162 BW) en/of de organisator van het evenement en/of haar verzekeraar (op grond van artikel 6:162 BW) hoofdelijk aansprakelijk is/zijn voor de schade die zij lijdt door de val. De rechtbank overweegt dat de bezoekster met de door haar overgelegde stukken niet helemaal duidelijk heeft weten te maken wat er precies is gebeurd. De bezoekster stelt dat zij is uitgegleden toen zij haar voet in de vijver zette, omdat het daar glad was door algvorming en regenachtig weer. De gemeente betwist dat de vijver glad was door algvorming. De rechtbank oordeelt dat op basis van de verklaringen van partijen en de overgelegde stukken niet als vaststaand kan worden aangenomen dat er op de bewuste avond sprake was van algvorming in de vijver. De bezoekster gaat er weliswaar van uit dat dit de oorzaak was van haar val, maar zij heeft de aanwezigheid van groene aanslag niet zelf vastgesteld. Dat zij heeft mogen concluderen dat die aanslag er wel was, vanwege de vlekken op haar broek en schoenen, heeft zij onvoldoende onderbouwd. Hoe die vlekken er precies uitzagen is niet bekend (foto’s van de broek en schoenen zijn niet overgelegd) en deze vlekken kunnen mogelijk ook zijn veroorzaakt doordat er wat vuil of blad in de vijver lag. Foto’s die kunnen aantonen dat er algaanslag in de vijver aanwezig was, zijn niet overgelegd. Door de bezoekster zijn ook geen getuigen genoemd die daarover kunnen verklaren. De bezoekster heeft wel een schriftelijke verklaring van haar zoon overgelegd, maar deze verklaring, die een jaar later is opgesteld, overtuigt niet. De rechtbank overweegt dat zelfs als vast zou komen te staan dat er wel algvorming aanwezig was in de vijver, dit nog niet betekent dat een van de verwerende partijen aansprakelijk is voor het ongeval. Er was namelijk geen sprake van schending van een zorgplicht of onrechtmatige gevaarzetting. De gemeente hoefde er zowel tijdens als buiten het evenement om geen rekening mee te houden dat mensen de vijver zouden betreden. Verder mocht de gemeente verwachten dat als er dan toch iemand in de vijver zou stappen, deze persoon daarbij bijzonder oplettend en voorzichtig zou zijn. Dat er een ongeval, met mogelijk nare gevolgen, zou gebeuren, was dan ook zeer onwaarschijnlijk en de gemeente hoefde met het oog daarop de vijver niet af te zetten met een hek of lint. Ook de organisator hoefde niet te verwachten dat bezoekers over de hoge brede rand heen, ín de vijver zouden stappen. Daarvoor boden het kunstwerk op het plein en de uitgezette looproute geen enkele aanleiding.
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 20-08-2025