In 2022 is een vrouw in een supermarkt ten val gekomen over een transportdolly die onbeheerd in een van de gangpaden stond. Zij heeft daarbij letsel opgelopen aan haar voet. De exploitant heeft aansprakelijkheid erkend voor het ongeval, maar zich op het standpunt gesteld dat 25% van de schade voor rekening van de vrouw komt wegens eigen schuld aan het ontstaan van het ongeval en de schade. In een eerder gevoerde deelgeschilprocedure heeft de rechtbank geoordeeld dat de exploitant aansprakelijk is voor het ongeval en dat de vrouw 25% eigen schuld heeft aan het ongeval. Bij het hof gaat het enkel om de vraag of er sprake is van eigen schuld. Voor het vereiste causaal verband tussen de gedraging van de vrouw (het niet ontwijken van de dolly) en de schade, moet ten eerste komen vast te staan dat de schade zonder die gedraging in het geheel niet zou zijn ingetreden of de schade lager uitgevallen zou zijn dan in werkelijkheid is gebeurd (condicio sine qua non-verband). Aan dat vereiste is voldaan: als de vrouw op de terugweg om de dolly was heengelopen, zou de schade niet zijn ontstaan. De enkele aanwezigheid van een condicio sine qua non-verband tussen de gedraging en de schade is echter onvoldoende. Ook moet worden onderzocht of deze gedraging – het niet ontwijken van de dolly – aan de vrouw kan worden toegerekend (art. 6:98 BW). Voor toerekening moet in dit geval worden vastgesteld dat de vrouw zich anders (namelijk onvoorzichtiger) heeft gedragen dan een redelijk mens onder de gegeven omstandigheden met het oog op zijn eigen belang zou hebben gedaan (Parl. Gesch. Boek 6, p. 351). Dat een benadeelde de (extra) schade had kunnen voorkomen door anders te handelen dan hij deed is niet voldoende om hem zijn schade gedeeltelijk zelf te laten dragen. Toerekening vindt alleen plaats als de benadeelde – naar de objectieve maatstaven van de redelijk en zorgvuldig handelende persoon – onder de gegeven omstandigheden anders had kunnen en moeten handelen. Hetgeen in het vermogen van de benadeelde ligt, speelt daarbij een centrale rol. Anders dan de exploitant betoogt, is het hof van oordeel dat van doorslaggevend belang is of de vrouw de dolly op de heenweg bewust heeft gezien en heeft geregistreerd, of dat zij deze weliswaar heeft gezien, maar er gedachteloos omheen is gelopen en in die zin dat zij de dolly dus slechts onbewust heeft waargenomen. Het hof overweegt dat het zeer wel mogelijk is dat de vrouw de dolly wel (onbewust) heeft waargenomen en gepasseerd, maar tegelijkertijd het specifieke gevaar van de dolly niet bewust heeft geregistreerd en in haar geheugen heeft opgeslagen. Mensen nemen voortdurend beslissingen op de ‘automatische piloot’: snel, intuïtief en onbewust. Als de vrouw de dolly op de automatische piloot is gepasseerd en het gevaar niet in haar geheugen heeft opgeslagen, had zij op de terugweg ook niet oplettender kunnen handelen. De vrouw heeft steeds consistent verklaard dat zij de dolly niet (bewust) heeft gezien. De filmbeelden wijzen ook in die richting: te zien is dat de vrouw om de dolly heen loopt, maar dat zij daarbij de hele tijd links en rechts opzij kijkt naar de schappen en niet naar beneden, naar de dolly. Hieruit leidt het hof af dat de vrouw op de heenweg de dolly weliswaar heeft waargenomen, maar dat zij zich op dat moment niet bewust is geworden van het specifieke gevaar dat de dolly met zich bracht. Onder die omstandigheden kan haar niet verweten worden dat zij onvoldoende oplettend heeft gehandeld door op de terugweg de dolly, die gezien haar gewijzigde looproute direct om de hoek stond, niet te ontwijken. De vrouw heeft zich niet anders gedragen dan een redelijk mens met het oog op zijn eigen belang onder de gegeven omstandigheden zou hebben gedaan. Het beroep van de exploitant op eigen schuld faalt. Ten overvloede overweegt het hof dat niet elke onvoorzichtigheid van de benadeelde met het oog op zijn eigen belang steeds tot vermindering van de vergoedingsplicht hoeft te leiden. Het kan zijn dat de fout van de benadeelde zo gering is in vergelijking met die van de aangesprokene, dat deze daarbij in het niet valt en de vergoedingsplicht geheel in stand blijft. Dat is hier naar het oordeel van het hof het geval. Zelfs indien wel vast zou staan dat de vrouw had geregistreerd dat er een gevaarlijk object in het gangpad stond en haar zou kunnen worden verweten dat zij onvoldoende oplettend heeft gehandeld, valt de fout van de vrouw in het niet bij de aan de exploitant toe te rekenen, zeer ernstige fout.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 22-07-2025