Aanrijding met letselschade tot gevolg. Het gerecht maakt gebruik van afbeeldingen afkomstig van Google Earth om de situatie ter plaatse te beoordelen en legt aan partijen voor dat aanleiding kan bestaan om de omkeringsregel toe te passen.

Een deelnemer aan een wielerwedstrijd in Oostenrijk botst in een onoverzichtelijke bocht frontaal op een tegemoetkomende auto, als gevolg waarvan de wielrenner overlijdt. De bestuurder van de auto wordt in Oostenrijk strafrechtelijk veroordeeld, waarbij eigen schuld van de wielrenner als strafverzachtende omstandigheid wordt meegewogen. Bij de Rechtbank Gelderland procederen de nabestaanden tegen de WAM-verzekeraar van de bestuurder in de hoofdzaak, en procedeert de WAM-verzekeraar in de vrijwaringszaak tegen de organisatoren van de wielerwedstrijd.

De verdachte wordt door het hof veroordeeld wegens mishandeling, als gevolg waarvan het slachtoffer een oog verliest. Het hof wijst de vordering van het slachtoffer toe tot een bedrag van € 11.271,95.

Verdachte wordt veroordeeld wegens het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk aan de vrouw met wie hij een relatie had en twee kinderen heeft, door meermalen met een mes in haar gezicht te steken. Aan benadeelde wordt € 7.500 aan smartengeld toegekend; de vorderingen wegens gemaakte kosten worden deels toegewezen. Een van de kinderen heeft de verwondingen bij de vrouw direct na de gebeurtenis waargenomen. Hij wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn shockschadevordering.

Verdachte heeft met een hard metalen voorwerp (een telescoopveer) tegen het achterhoofd van het slachtoffer geslagen en is veroordeeld wegens poging tot doodslag. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling van € 3.422,95 aan schadevergoeding aan het slachtoffer.

De verdachte wordt veroordeeld wegens het plegen van geweld in een sportschool, tezamen met drie medeverdachten. Twee slachtoffers voegen zich met hun vordering in het strafproces.

Benadeelde, eind vijftig, was werkzaam als bouwvakker en lijdt arbeidsvermogensschade door een verkeersongeval. Ondanks het feit dat de deskundige degeneratieve veranderingen heeft geconstateerd, houdt de rechtbank niet vast aan de gemiddelde pensioenleeftijd van een bouwmedewerker, maar gaat zij ervan uit dat benadeelde tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd had doorgewerkt. De rechtbank matigt de buitengerechtelijke kosten omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd, en matigt de kosten van het deelgeschil omdat dit deels onnodig is ingesteld.

De rechtbank veroordeelt verdachte wegens poging tot doodslag, door het slachtoffer met een hard voorwerp tegen het (achter)hoofd te slaan. Het slachtoffer vordert € 12.745,38 aan schadevergoeding; de rechtbank wijst een totaalbedrag van € 9.023,38 toe.

Verdachte wordt veroordeeld wegens een poging tot moord. De vordering met betrekking tot de schade van de partner van benadeelde ex artikel 6:107 BW wordt afgewezen, nu niet is aangetoond dat sprake is van geestelijk letsel. De rechtbank wijst de vordering tot vergoeding van € 10.000 aan immateriële schade toe.

De verzochte verklaring voor recht, inhoudende dat benadeelde zonder het ongeval bij een voormalig werkgever in dienst zou hebben kunnen treden, wordt niet toegewezen. Wat betreft de kosten van het deelgeschil matigt de rechtbank het uurtarief van € 220 tot € 180.