De werkneemster is op 2 september 2018 omstreeks 23:00 uur, na afloop van haar dienst, van de trap gevallen in het pand van haar werkgever. Zij heeft daardoor letsel opgelopen. Zij houdt de werkgever aansprakelijk omdat de trap in kwestie op de ongevalsavond onveilig (in het gebruik) zou zijn wegens het ontbreken van verlichting en de onmogelijkheid bovenaan de trap verlichting in te schakelen. De vraag is of er sprake is van aansprakelijkheid op grond van artikel 7A:1614x lid 1 BW. Voor aansprakelijkheid van de werkgever op grond van dit artikel is vereist dat de werknemer schade lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Stelplicht en bewijslast van de schade en de causale relatie met de werkzaamheden liggen bij de werknemer. Voldoende is in beginsel dat de werknemer stelt, en zo nodig bewijst, dat hem bij zijn werkzaamheden een ongeval is overkomen. Deze bewijslast gaat niet zover dat op de werknemer de last rust te bewijzen wat de toedracht van een bedrijfsongeval was of wat de oorzaak ervan is. Indien de werknemer heeft aangetoond dat hij schade lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden, dient gekeken te worden of de werkgever heeft voldaan aan zijn zorgplicht, de werkgever dient dit te bewijzen. De werkgever dient aan te tonen dat er geen sprake is van een causaal verband. Niet in geschil is de vraag of de schade zich heeft voorgedaan in de uitoefening van de werkzaamheden. De vraag is of er van de trap veilig gebruik kon worden gemaakt. Niet in geschil is dat de trap slechts veilig te gebruiken was indien ter plaatse voldoende verlichting aanwezig was of eenvoudig kon worden ingeschakeld door de werkneemster. De werkneemster heeft de stelling van de werkgever over dat de verlichting aan was voldoende gemotiveerd betwist. Op de werkgever rust daarom de bewijslast om aan te tonen dat de verlichting aan was. Dat bewijs is niet van belang als zou kunnen worden vastgesteld dat de werkneemster bovenaan de trap de mogelijkheid had voldoende verlichting in te schakelen in de situatie dat het licht al was uitgedaan. Ook hiervoor heeft de werkneemster de stelling van de werkgever voldoende gemotiveerd betwist. Dat betekent dat het, voor het geval de werkgever in de eerste bewijsopdracht niet slaagt, aan de werkgever is te bewijzen dat op de ongevalsdatum bovenaan de trap een lichtknop aanwezig was waarmee voldoende trapverlichting kon worden ingeschakeld.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 17-12-2024