Strafrecht. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ten aanzien van zijn buren. Hierbij heeft verdachte zijn slachtoffers aangevallen met een samoeraizwaard. Door het handelen van verdachte ontstond de kans dat zijn buurman zou overlijden en ook zijn buurvrouw is bij de aanval zwaargewond geraakt. Beide slachtoffers hebben zich gevoegd als benadeelde partij. Naast dat zij beide vergoeding van de materiële schade vorderen, vorderen zij ook immateriële schade door het lichamelijk letsel dat zij hebben opgelopen. Het eerste slachtoffer heeft letsel aan de linker- en rechterarm, in het gezicht en aan de rug. Uit medische informatie blijkt dat het letsel aan de onderarmen zo ernstig was dat de onderarmen bijna moesten worden geamputeerd (‘near amputation’). Duidelijk is dat geen volledig herstel te verwachten is en dat sprake is van blijvend verlies in kracht, functionaliteit en sensibiliteit van beide armen. Volgens de medische stukken is het waarschijnlijk dat de benadeelde levenslang afhankelijk zal blijven van spalken en drukhandschoenen en dat hij blijvend ernstige beperkingen aan beide armen zal overhouden. Op de armen is uitgebreide littekenvorming. Ook in het gezicht is een zichtbaar litteken en op de rug is eveneens een litteken aanwezig. Voor het vaststellen van de immateriële schade zoekt de rechtbank aansluiting bij de Rotterdamse Schaal. De rechtbank acht dat het letsel tussen twee categorieën, a: zeer ernstig armletsel en b: middenzwaar armletsel, in zit. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag of een totaalbedrag van € 74.000 aan smartengeld passend is of dat er reden is dit bedrag naar boven of beneden bij te stellen. De rechtbank ziet grond het bedrag naar boven bij te stellen. Gelet op de aard, de ernst en de intensiteit van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in soortgelijke zaken toewijzen, is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 85.000 aan smartengeld redelijk en billijk is. Omtrent het tweede slachtoffer oordeelt de rechtbank dat het slachtoffer ernstig letsel aan haar linkerpols heeft opgelopen. De rechtbank oordeelt dat dit is te scharen onder categorie b ‘middelzwaar polsletsel’ van de Rotterdamse Schaal. Naast lichamelijk letsel, heeft de benadeelde als gevolg van het bewezen verklaarde ook geestelijk letsel in de vorm van een posttraumatische stressstoornis opgelopen zodat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. Gelet op de aard, de ernst en de ntensiteit van het feit acht de rechtbank de gevorderde immateriële schade van € 35.000 redelijk en billijk.
Rechtbank Gelderland, 18-11-2025