Deelgeschil. Werknemer is werkzaam geweest in de fabriek van de werkgever. Hij is na een toiletbezoek door een hygiënesluis gegaan waarna hij van de trap is gevallen. Als gevolg van de val heeft hij letsel ondervonden. De verzekeraar van de werkgever heeft aansprakelijkheid betwist. De werknemer stelt dat de werkgever aansprakelijk is op grond van artikel 7:658 lid 4 BW. Er is sprake van een bedrijfsongeval aangezien het ongeval heeft plaatsgevonden tijdens de uitoefening van de werkzaamheden in het bedrijf. Er dient gekeken te worden of de werkgever voldaan heeft aan zijn zorgplicht. De verzekeraar stelt dat valgevaar van een trap niet leidt tot aansprakelijkheid. Het zou een samenloop van omstandigheden zijn geweest die ook in de privésfeer zouden kunnen voorkomen. De kantonrechter is van oordeel dat de zorgplicht wel is geschonden. Er bestaat namelijk voor de werknemer een verplichting om meerdere malen per dag de hygiënesluis met bijbehorende trap te gebruiken. Ter zitting is zelfs gesproken over een frequentie van 7 à 8 keer per dag. Daarmee is sprake van structurele blootstelling aan de mogelijke gevaren van het betreden van de hygiënesluis, zodat dus niet altijd sprake zal zijn van optimale concentratie en alertheid. Hoewel het risico van een val (van een laag trapje) klein is, wordt dit risico groter gelet op het structurele gebruik daarvan. Enerzijds omdat het risico, hoewel op zich klein, zich (veel) vaker voordoet, anderzijds omdat gewenning bij de werknemer een zekere blindheid voor het gevaar in de hand werkt. Indien de werkgever op eenvoudige wijze verwezenlijking van het gevaar kan wegnemen, en hij dit niet heeft gedaan, schendt hij in beginsel zijn zorgplicht. De kantonrechter komt tot het oordeel dat er eenvoudige maatregelen konden worden genomen om het gevaar tegen te gaan en dat de werkgever niet alle veiligheidsmaatregelen heeft ondernomen om verwezenlijking van het gevaar te voorkomen. De kantonrechter acht daarom dat de verzekeraar van de werkgever aansprakelijk is voor de schade van de werknemer.
Rechtbank Limburg, 18-12-2024