Strafrecht. Hoger beroep. Nadat de rechtbank vonnis had gewezen, heeft de verdachte een financiële regeling getroffen met het slachtoffer. De verdachte heeft de volledige door het slachtoffer gevorderde schadevergoeding voldaan (dus niet alleen het door de rechtbank toegewezen bedrag), vermeerderd met de wettelijke rente daarover. Het slachtoffer heeft, bij monde van zijn advocaat, te kennen gegeven geen belang te hechten aan het opleggen van een gevangenisstraf aan de verdachte. Hoewel geen sprake is geweest van bemiddeling tussen de verdachte en het slachtoffer in de zin van artikel 51h Sv, ziet het hof aanleiding om – ten gunste van de verdachte – rekening te houden met de getroffen regeling. De verdachte heeft immers op deze manier getoond verantwoordelijkheid te willen nemen voor zijn handelen. Ook heeft hij daarvoor spijt betuigd. Onder meer gelet op deze omstandigheid is het hof van oordeel dat de met strafoplegging te dienen doelen – vergelding, normbevestiging en voorkoming van recidive – thans niet de oplegging van een langdurige gevangenisstraf vergen. Het hof legt een gevangenisstraf op die in duur gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 25-02-2025