Appellant heeft zich als senior penitentiair inrichtingswerker aangemeld om lid te worden van het Intern Bijstandsteam (IBT). Tijdens een IBT-training is hem een ongeval overkomen waardoor appellant nekklachten heeft, zich moeilijk kan concentreren, verward is en snel geprikkeld is door licht en geluid. Dit heeft geleid tot arbeidsongeschiktheid en uiteindelijk het ontslag van appellant. Het hof oordeelt dat appellant een vordering bij de ambtenarenrechter had moeten instellen en dat artikel 7:658 BW geen grondslag kan zijn voor de schadeclaim, ook niet door ‘inlezen’ in artikel 6:162 BW. Het hof oordeelt daarnaast dat geen onrechtmatige daad van de collega-deelnemer kan worden aangenomen. De vordering op grond van artikel 6:170 BW wordt dan ook afgewezen. Ten slotte oordeelt het hof dat Barp niet van toepassing is.
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 14-07-2020