Appellant is van achteren aangereden door een auto terwijl hij op zijn motor stilstond bij een stoplicht. Hij is met zijn hoofd en lijf eerst achterover en toen voorover geklapt. Hij is van zijn motor gestapt en in elkaar gezakt. De automobilist is tegen aansprakelijkheid verzekerd bij Vivium, die de aansprakelijkheid voor de gevolgen van dit ongeval heeft erkend. Tussen partijen is in geschil of, en zo ja in hoeverre, de medische klachten die appellant na het ongeval ondervond, zijn toe te rekenen aan dit ongeval gelet op het feit dat appellant ook al voor het ongeval pijnklachten had die werden toegeschreven aan een hernia. Hij is zowel door het UWV als door zijn verzekeraar volledig arbeidsongeschikt verklaard voor zijn werk: rijinstructeur en vrachtwagenchauffeur. Appellant was voor het ongeval gedeeltelijk arbeidsongeschikt en op het moment van het ongeval voor 45/55%. Na het ongeval heeft hij niet meer kunnen werken. Naar het oordeel van het hof is er onvoldoende basis voor het oordeel van de rechtbank dat de klachten ook zonder ongeval kunnen zijn toegenomen. Het hof acht het niet passend om de deskundige aanvullende vragen te stellen, omdat de deskundige zich kennelijk een bepaald beeld heeft gevormd over de persoon van appellant waaruit blijkt dat hij hem wat zijn klachten betreft niet geheel geloofwaardig acht. Dit heeft tot gevolg dat een of meer deskundigen benoemd moet(en) worden. De zaak wordt naar de rol verwezen.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 21-07-2020