Een werknemer is in 2001 gewond geraakt aan zijn voet bij een arbeidsongeval. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd werd niet verlengd. De werknemer heeft in 2002 een restaurant geopend. Negen jaar later heeft hij zijn voormalige werkgever aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van het arbeidsongeval omdat zich in 2008 opnieuw voetklachten hadden gemanifesteerd. Hij heeft zijn restaurant moeten verkopen en is sindsdien niet meer aan het werk gegaan. De partijen twisten over de vraag of de man schade lijdt als gevolg van het arbeidsongeval en zo ja, hoe groot die schade is. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vorderingen van de man afgewezen omdat hij niets naar voren heeft gebracht met betrekking tot de uitgangspunten die moeten worden gehanteerd bij het vaststellen van het verlies aan verdienvermogen. Ook heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op hetgeen de werkgever naar voren had gebracht ten aanzien van de overige schadeposten. In hoger beroep stelt de man nu dat in het kader van de vaststelling van de schade ervan moet worden uitgegaan dat hij, in de hypothetische situatie zonder ongeval, niet in 2002 een restaurant zou zijn begonnen, maar dat hij was blijven werken bij de werkgever. Subsidiair betoogt hij dat zich een situatie voordoet als in het Poolmolen-arrest. Met het restaurant was namelijk geen serieus te nemen inkomen te vergaren, zodat hij in de situatie zonder ongeval weldra op zoek zou zijn gegaan naar ander werk in loondienst. Daarom moet voor de situatie zonder ongeval uitgegaan worden van een inkomen in loondienst. Dit heeft tot gevolg dat hij, bij eventuele arbeidsongeschiktheid door andere oorzaken, aanspraak had kunnen maken op loondoorbetaling en daarna een WIA-uitkering. Het hof is van oordeel dat de man onvoldoende concrete feiten heeft gesteld om het door hem geschetste hypothetische scenario aannemelijk te maken. Het beroep op het Poolmolen-arrest kan hem evenmin baten. De man heeft het restaurant tien jaar geëxploiteerd voordat hij het, in verband met zijn voetklachten, verkocht. Voordat die klachten zich aandienden heeft hij het restaurant kennelijk naar zijn eigen tevredenheid jarenlang kunnen exploiteren. Niet is gebleken dat hij, vanwege te geringe inkomsten, heeft overwogen om een baan in loondienst te gaan zoeken. Van een situatie als aan de orde was in het Poolmolen-arrest is dan ook geen sprake. De administratie van het restaurant is te gebrekkig om op basis daarvan voldoende betrouwbaar te kunnen beoordelen wat de man daarmee zou hebben verdiend in de situatie zonder ongeval. De toegenomen medische beperkingen zijn onvoldoende onderbouwd, er zijn ongerechtvaardigde voorwaarden gesteld aan het verstrekken van medische informatie, wat in strijd is met de beginselen van het eerlijk proces. De ongevalsgerelateerde schade is met de betaalde voorschotten reeds vergoed. Het hof bekrachtigt het eindvonnis van de rechtbank.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 14-01-2025