Een vrouw is in 2005 onder behandeling gekomen van een neuroloog verbonden aan het ziekenhuis. Nadien is zij in 2010 doorverwezen naar een andere neuroloog van hetzelfde ziekenhuis en deze stelt in 2016 de diagnose multiple sclerose (MS) vast. De vrouw verwijt het ziekenhuis dat de eerste neuroloog in 2005 en de opvolgend behandelende neuroloog in 2010 verzuimd hebben de diagnose MS bij de vrouw te stellen, dan wel dat zij ten onrechte deze diagnose hebben uitgesloten. De rechtbank heeft voor recht verklaard dat het ziekenhuis toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit de geneeskundige behandelovereenkomst en heeft het ziekenhuis veroordeeld tot schadevergoeding nader op te maken bij staat. Aan de verklaring voor recht heeft de rechtbank een beperkt aantal (medische) fouten ten grondslag gelegd. De bedoeling van het hoger beroep van de vrouw is dat de verklaring voor recht mede wordt gebaseerd op de andere gestelde medische fouten. Dit met het oog op de omvang van de nog vast te stellen schadevergoeding. De vrouw legt aan haar vordering artikel 7:453 BW ten grondslag. Het hof concludeert dat de in 2005 aan de neuroloog bekende symptomen – zelfs, in combinatie met de uitslagen van het aanvullend onderzoek – volgens de toen geldende McDonalds-richtlijn, nog niet noodzakelijkerwijs dwongen tot de diagnose MS. Het voorgaande neemt niet weg dat de neuroloog wel tekort is geschoten in de nakoming van de geneeskundige behandelovereenkomst door in zijn brief aan de huisarts van 25 mei 2005 te schrijven dat liquor- en bloedonderzoek geen aanwijzingen tonen voor ontstekingen, neuroborreliose, multiple sclerose of andere pathologie en aldus MS min of meer uit te sluiten, deze informatie was feitelijk onjuist. Door deze informatie aan de huisarts te onthouden, is door de neuroloog niet de zorg betracht die een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht en is hij toerekenbaar tekortgeschoten in de behandelovereenkomst. De vraag is daarbij ook of de neuroloog in 2010 ten onrechte de diagnose MS niet heeft gesteld of ten onrechte heeft uitgesloten. Het hof concludeert dat de neuroloog ten onrechte de MRI-scan uit 2010 niet heeft vergeleken met die uit 2005. Er zou dan een duidelijke toename zijn gezien van afwijkingen waardoor twijfel over spreiding in tijd was weggenomen. Door te handelen zoals de neuroloog heeft gedaan, is hij toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de geneeskundige behandelovereenkomst. Daarbij oordeelt het hof ook dat de neuroloog uit 2010 ten onrechte de gezondheidstoestand van de vrouw niet heeft gemonitord. De neuroloog is ook tekortgeschoten in de nakoming van de behandelovereenkomst door niet alle gegevens toe te zenden, deze gegevens waren van belang voor de second opinion. Tot slot oordeelt het hof dat er tekortgeschoten is door de geneeskundige behandelovereenkomst plotseling te beëindigen. De reden hierachter was dat de neuroloog zich onveilig voelde door de echtgenoot van de vrouw. Wat er precies is gebeurd kan volgens het hof achterwege blijven omdat het plotselinge beëindigen niet gerechtvaardigd was. De beëindiging van de behandelovereenkomst heeft nadelige gevolgen gehad voor de behandeling van de vrouw en de neuroloog heeft er niet voor gezorgd dat de vrouw terecht is gekomen bij een andere specialist. Dit alles brengt mee dat de neuroloog uit 2005 en de neuroloog uit 2010 tekort zijn geschoten in de nakoming. Voor deze tekortkomingen is het ziekenhuis aansprakelijk.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 16-09-2025