Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

8.472 resultaten

Rechtspraak

PS 2025-0183

Hoger beroep. In 2016 heeft een oogarts van een dagbehandelcentrum een ooglaserbehandeling aan beide ogen van een man uitgevoerd. Hierna ondervond de man klachten. Een andere oogarts van het dagbehandelcentrum heeft hem in 2017 geadviseerd om een herbehandeling aan beide ogen te laten uitvoeren. Na overleg met een optometrist heeft de man er echter voor gekozen om alleen zijn rechteroog te laten behandelen. Volgens de man is de ooglaserbehandeling in 2016 aan zijn beide ogen (en de herbehandeling aan zijn rechteroog in 2017) niet goed gegaan. Door die behandeling(en) heeft hij blijvende klachten ontwikkeld die tot beperkingen – en dus ook tot schade – hebben geleid. Hij zou na de behandeling geen bril (voor veraf) meer nodig hebben en de (beperkte) cilindrische afwijking in een van de ogen zou naar nihil gaan. Dat is niet het geval volgens hem. De mogelijke kans op complicaties, zoals die staan opgenomen op het toestemmingsformulier, zouden ‘slechts zeer zelden’ optreden. Mogelijke klachten van droge ogen en gevoeligheid voor licht zouden binnen enkele maanden na de behandeling verdwijnen; ook dat is niet het geval volgens hem. Hij meent dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst en hij houdt het dagbehandelcentrum aansprakelijk voor de schade. De beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar heeft namens het dagbehandelcentrum aansprakelijkheid afgewezen. De rechtbank heeft op basis van een deskundigenrapport onder meer geoordeeld dat het dagbehandelcentrum voor 60% aansprakelijk is voor de schade van de man omdat het in het kader van de geneeskundige behandelingsovereenkomst zijn informatieplicht (informed consent) heeft geschonden. Met dit oordeel zijn beide partijen het niet eens en zij hebben beide hoger beroep ingesteld. Het hof wenst over een aantal onderwerpen nader geïnformeerd te worden dan wel een nadere onderbouwing te krijgen van het dagbehandelcentrum. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 18-03-2025

Rechtspraak

PS 2025-0176

Deelgeschil. In 2021 is een man op zijn fiets verongelukt na een aanrijding met een vrachtwagen. De verzekeraar van de vrachtwagen heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend, maar vindt dat de schadevergoedingsplicht beperkt blijft tot 50% van de schade. De zoon van de overleden man is het daar niet mee eens. Hij vindt dat de schade volledig vergoed moet worden en vraagt de rechtbank te bepalen dat de verzekeraar voor 100% aansprakelijk is voor de schade die hij lijdt als gevolg van het overlijden van zijn vader. Hij voert aan dat de bestuurder van de vrachtwagen met zeer geringe snelheid het kruispunt naderde, zodat zijn vader mogelijk dacht dat hij voorrang kreeg. De bestuurder heeft niet gekeken naar het verkeer dat van links kwam, terwijl hij goed zicht had op de situatie ter plaatse. Als de bestuurder wel had gekeken, had hij de fietser gezien en de aanrijding kunnen voorkomen. De omstandigheid dat de vader het verkeersbord waaruit volgde dat hij voorrang moest verlenen aan al het kruisende verkeer en de haaientanden heeft genegeerd staat volgens de zoon niet in oorzakelijk verband met het ongeval. De verzekeraar voert aan dat de verkeersfout van de vader in aanzienlijke mate heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. De rechtbank bepaalt de eigen schuld van de vader op een percentage van 60%. Het ongeval is voor 40% aan de bestuurder toe te rekenen. Dit betekent dat er vanuit het oogpunt van causale verdeling geen reden is om uit te gaan van een hoger aansprakelijkheidspercentage dan 50%. De rechtbank ziet geen aanleiding om een billijkheidscorrectie toe te passen en schenkt daarbij aandacht aan het feit dat de rechtbank de zoon geen vorderingsgerechtigde acht in de zin van artikel 6:108 lid 1 BW. Ondanks schulddeling geen korting op kosten deelgeschil omdat de schulddeling nu juist onderdeel is van debat in dit deelgeschil.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Breda), 19-03-2025

Rechtspraak

PS 2025-0174

Deelgeschil. In 2021 is een Seat Alteca op de snelweg achterop een Mercedes gebotst. De bestuurder van de Mercedes ervaart sinds dit ongeval nekpijn, hoofdpijn en pijn aan de linkerschouder, -bovenarm en -elleboog. De WAM-verzekeraar van de Seat Alteca heeft aansprakelijkheid voor de aan het ongeval toe te rekenen schade erkend. In 2023 heeft de rechtbank in de zaak tussen partijen op verzoek van de WAM-verzekeraar een voorlopig deskundigenbericht bevolen en een neuroloog tot deskundige benoemd. De WAM-verzekeraar verzoekt de rechtbank nu om voor recht te verklaren dat het rapport van deze neuroloog niet als bindend uitgangspunt in de schaderegeling tussen partijen kan gelden. Dit verzoek wordt afgewezen. De bezwaren zijn niet aanstonds zo zwaarwegend dat het deskundigenrapport terzijde kan worden gesteld zonder weerwoord van de deskundige. De deelgeschilprocedure leent zich niet voor nader bericht of verhoor van de deskundige. Het verweerschrift en de tegenverzoeken van de bestuurder van de Mercedes zijn tijdig ingediend, ondanks het feit dat de stukken niet waren ingediend binnen de termijn waarom de rechtbank had verzocht. De wettelijke termijn is leidend. De tegenverzoeken om tussentijdse voorschotten op de (letsel)schade en buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand (naast de kosten van het deelgeschil) toe te kennen worden afgewezen. Het tegenverzoek om vergoeding van buitengerechtelijke kosten van boekhouder en registeraccountant wordt gedeeltelijk toegewezen.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 17-03-2025