In 2001 is een juriste betrokken geraakt bij een verkeersongeval. De WAM-verzekeraar van de bij het ongeval betrokken vrachtauto heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend. Volgens de vrouw ervaart zij sinds en door het ongeval diverse langdurige lichamelijke, cognitieve en psychische klachten. Ze stelt dat er sprake is van post-whiplashsyndroom. In verband met haar klachten heeft zij diverse artsen en behandelaars bezocht. Door de klachten is zij volledig en blijvend beperkt geraakt in haar arbeidsmogelijkheden en lijdt zij verlies aan verdienvermogen. Daarnaast zou sprake zijn van schade wegens huishoudelijke hulpbehoefte, verlies aan zelfwerkzaamheid, medische kosten en reiskosten. Ook zou er sprake zijn van immateriële schade, gelet op het grote verlies aan levenskwaliteit dat het ongeval voor haar tot gevolg heeft gehad. De vrouw stelt dat de WAM-verzekeraar gehouden is deze schadeposten te vergoeden. De WAM-verzekeraar stelt dat er geen sprake is van ongevalsgerelateerde klachten en beperkingen. Er zou sprake zijn van relevante (deels pre-existente) problematiek die als alternatieve oorzaak van de klachten kan worden gezien. De rechtbank overweegt dat nu, 24 jaar nadat het ongeval heeft plaatsgevonden, er nog geen gezamenlijke medische expertises zijn verricht of gezamenlijk deskundigen zijn ingeschakeld. De rechtbank acht een onafhankelijk medisch oordeel noodzakelijk om het ongevalsgerelateerde letsel te kunnen vaststellen. Verder kan een deskundigenonderzoek meer inzicht geven in de situatie vóór en na het ongeval en in de rol van niet-ongevalsgerelateerde factoren. De rechtbank beveelt een deskundigenonderzoek, verricht door een neuroloog. Eventueel kan nog een neuropsycholoog worden ingeschakeld, maar dat laat de rechtbank over aan de beoordeling van de neuroloog. Er wordt geen gebruik gemaakt van de Tromp/Elemans-vraagstelling, de rechtbank acht de NVN-vraagstelling leidend.
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 02-04-2025