Een vrouw heeft op 22 augustus 2013 te horen gekregen dat er sprake was van maligne mesothelioom, een ernstige asbestziekte, bij haar echtgenoot. Een dag later, op 23 augustus 2013, is haar echtgenoot als gevolg van deze aandoening overleden. Op grond van twee ministeriële regelingen kan een asbestslachtoffer aanspraak maken op een tegemoetkoming van ongeveer € 19.000 van de Sociale Verzekeringsbank. Hiervoor dient het slachtoffer bij leven te worden aangemeld bij IAS. De weduwe stelt dat zij op 22 augustus 2013, dus nog tijdens het leven van haar echtgenoot, telefonisch contact heeft opgenomen met IAS om hem aan te melden voor de tegemoetkoming. Haar werd toen gezegd dat haar man de aanvraag persoonlijk moest doen en dat zij dat niet voor hem kon doen. Volgens de weduwe heeft IAS een fout gemaakt door de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat zij wel degelijk gerechtigd was de belangen van haar echtgenoot te behartigen. De weduwe heeft hierdoor schade geleden gelijk aan het bedrag dat aan tegemoetkoming zou zijn uitgekeerd. IAS stelt dat de weduwe pas na het overlijden van haar echtgenoot via haar belangenbehartiger een aanvraag heeft ingediend. De kantonrechter heeft de vordering van de weduwe dat IAS aansprakelijk is voor de geleden schade afgewezen. De weduwe is hiertegen in hoger beroep gegaan. Het hof oordeelt dat niet kan worden vastgesteld dat de echtgenoot nog bij leven bij IAS is aangemeld. Evenmin kan worden vastgesteld dat de niet-tijdige aanvraag haar oorzaak heeft in onjuiste voorlichting door IAS. Het hoger beroep slaagt niet.
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 12-11-2024