Naar boven ↑
7.936 resultaten

Rechtspraak

PS 2025-0083

In 2021 heeft zich tussen een biologiedocent en een leerling een geweldsincident voorgedaan. De docent verzoekt nu de kantonrechter om onder andere voor recht te verklaren dat zijn toenmalige werkgever aansprakelijk is voor de geleden en nog te lijden schade die het gevolg is van de schending van de zorgplicht in de zin van artikel 7:658 BW. De docent stelt dat zijn werkgever de plicht had om nazorg te bieden na het geweldsincident en actief had moeten acteren op het gegeven dat er een onveilige werksituatie was. Die onveilige werksituatie heeft de werkgever willens en wetens in stand gelaten door hem niet serieus te nemen, hem niet te horen en hem niet te zien. Ook heeft er geen deugdelijk onderzoek plaatsgevonden. Dit alles heeft ertoe geleid dat hij langdurig ziek is geworden en PTSS heeft ontwikkeld. De kantonrechter oordeelt dat niet vast is komen te staan dat de werkgever niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan. De werkgever heeft er na het geweldincident alles aan gedaan om de docent op te vangen, te horen en te begeleiden. De werkgever heeft onderzoek gedaan, veel gesprekken met de docent gevoerd, diverse trainings- en coachingstrajecten aan hem aangeboden en is ook onder begeleiding van een mediator met de docent in gesprek gegaan. De vraag of de docent schade heeft geleden en of er enig causaal verband bestaat tussen de schade en de werkzaamheden behoeft geen verdere bespreking. De verzochte verklaring voor recht wordt afgewezen.
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 23-01-2025

Rechtspraak

PS 2025-0078

Strafrecht. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de moord op het slachtoffer. De verdachte krijgt een gevangenisstraf van twintig jaar opgelegd. De dochter, zoon en echtgenote van het slachtoffer krijgen een bedrag aan affectieschade conform het Besluit vergoeding affectieschade toegekend. De zoon en echtgenote van het slachtoffer vorderen ieder een bedrag van € 30.000 wegens shockschade. Zij stellen dat zij geestelijk letsel hebben opgelopen doordat zij op de plaats delict zijn geconfronteerd met het ernstig toegetakelde lichaam van het slachtoffer. De rechtbank stelt naar billijkheid het bedrag aan shockschade vast op een bedrag van € 20.000 per persoon. Het betoog van de verdediging dat er sprake is van samenloop als zowel affectie- als shockschade wordt toegekend en dat het toe te wijzen bedrag aan affectieschadevergoeding in mindering moet worden gebracht op het bedrag aan shockschadevergoeding gaat niet op. Het verdriet en de rouw om het verlies van het slachtoffer valt niet onder shockschade en deze zijn dan ook niet meegenomen bij de bepaling van het shockschadebedrag. De schoondochter van het slachtoffer vordert € 25.000 aan shockschade. De rechtbank kent haar een bedrag van € 10.000 toe, gelet op de omstandigheid dat na een traumabehandeling de schoondochter haar leven weer grotendeels heeft kunnen hervatten.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Breda), 24-01-2025

Rechtspraak

PS 2025-0077

Deelgeschil. In 2023 heeft een man zijn bestelbus, met de alarmlichten aan, geparkeerd op het fietspad. Een fietsster fietste op het fietspad en is om de bestelbus te kunnen passeren door het grasveld langs het fietspad gefietst. Toen zij het fietspad weer op wilde gaan is zij in aanraking gekomen met een opstaande rand, waardoor zij ten val is gekomen. De kantonrechter is van oordeel dat artikel 185 WVW niet van toepassing is, omdat niet aan alle vereisten ter zake is voldaan. Het beroep van de fietsster op de omkeringsregel slaagt. Daarvoor is redengevend dat het uit artikel 6 WVW jo. artikel 10 RVV voortvloeiende verbod om een motorvoertuig te parkeren op een fietspad strekt ter voorkoming van een specifiek gevaar, namelijk dat zich een verkeersongeval voortdoet. Door de bestelbus op het fietspad te parkeren wordt het gevaar dat bij een andere weggebruiker schade ontstaat in het algemeen aanmerkelijk vergroot, in dit geval heeft dat specifieke gevaar zich verwezenlijkt. Er is niet gesteld noch aannemelijk gemaakt dat het ongeval ook zou zijn ontstaan als de bestelbus niet op het fietspad had gestaan. Dit betekent dat het ongeval mede is veroorzaakt door de bestuurder van de bestelbus en dat hij daarmee onrechtmatig jegens de fietsster heeft gehandeld. Er is deels sprake van eigen schuld bij de fietsster. Na beoordeling van alle omstandigheden van het geval oordeelt de kantonrechter dat de fietsster 40% van de schade zelf moet dragen, de overige 60% moet gedragen worden door de bestuurder van de bestelbus.
Rechtbank Overijssel, 24-10-2024