Een 7-jarig meisje is in 2008 van een pony gevallen, als gevolg waarvan zij letsel heeft opgelopen aan haar linkerarm. De rechtbank heeft in 2021 de schadevergoedingsplicht van de manege verminderd tot 60% wegens eigen schuld van het kind. In hoger beroep ligt de vraag voor of de manege volledig aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade. Nu de manege in haar memorie van antwoord heeft verklaard dat zij niet langer een beroep doet op eigen schuld, betekent dat in hoger beroep niet langer ter beoordeling voorligt of sprake is van eigen schuld. Het hof neemt in de uitspraak ten aanzien van kinderen en eigen schuld de volgende (gedeeltelijk algemene) overweging op: ‘Overigens is het standpunt van (inmiddels) beide partijen dat een beroep op eigen schuld in beginsel niet opgaat wanneer het gaat om kinderen die jonger zijn dan 14 jaar rechtens juist. De Hoge Raad in heeft de zaak van Lars Rürode overwogen dat wanneer in het leven geroepen gevaar zich verwezenlijkt ten aanzien van een kind waarvan, in verband met zijn leeftijd, slechts een beperkt inzicht in dat gevaar en een beperkt vermogen zich naar dat inzicht te gedragen mag worden verwacht, de billijkheid eist dat in beginsel de door het kind geleden schade ten laste komt van degene die onzorgvuldig handelend, dit gevaar in het leven roept. Hieruit en uit de parlementaire geschiedenis van artikel 6:101 BW volgt dat van een kind, in verband met zijn leeftijd, slechts een beperkt zicht in gevaar en een beperkt vermogen zich naar dat inzicht te gedragen mag worden verwacht. Zijn gedraging kan hem daarom slechts onder bepaalde omstandigheden worden toegerekend. Dit uitgangspunt geldt naar het oordeel van het hof ook voor het inschatten van het potentiële gevaar dat in de eigen energie van het dier schuilt en het onberekenbare element dat daarin is gelegen. Of gedragingen van kinderen onder de 14 jaar aan hen toegerekend kunnen worden in het kader van de eigen schuld vraag, hangt af van de verwijtbaarheid van die gedraging. De Lourenshoeve heeft (in hoger beroep) niet aangevoerd dat [appellante] enig verwijt kan worden gemaakt. Het hof verwijst naar het oordeel van de rechtbank dat zij niet heeft kunnen vaststellen dat sprake is van aan [appellante] toe te rekenen omstandigheden (onder 4.9.) en neemt dit over. Het handelen van de ouders van [appellante] kan evenmin als eigen schuld worden toegerekend zoals [appellante] terecht heeft aangevoerd. Het hof ziet daarom, net als partijen, geen grond om de vergoedingsplicht van De Lourenshoeve op grond van artikel 6:101 BW te verminderen.’
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-08-2024