Conclusie advocaat-generaal (A-G) Hartlief. Geen letsel. Verzekeringsrecht. Cassatie over en weer ter zake van mededelingsplicht bij feiten omtrent het strafrechtelijk verleden (art. 7:928 lid 1 en lid 5 BW). Volgens de A-G slaagt de klacht dat het hof zou hebben miskend dat in een geval als dit, waarin de verzekeraar verzuimt om in niet voor misverstand vatbare termen een vraag aan de verzekeringnemer te stellen omtrent het strafrechtelijk verleden van de verzekeringnemer, uit artikel 7:928 BW voortvloeit dat op de verzekeringnemer geen mededelingsplicht omtrent dat strafrechtelijk verleden rust. De vraag van de verzekeraar was gericht op alle misdrijven, met inbegrip van de verdenking daarvan. Volgens het hof is deze vraag zo ruim en algemeen geformuleerd dat deze bij een verzekeringnemer onder omstandigheden kan leiden tot misverstanden, omdat de vraagstelling niet is beperkt tot bepaalde soorten misdrijven en evenmin duidelijk wordt wat wordt bedoeld met de term ‘aanraking met politie of justitie’, terwijl het onderscheid tussen misdrijven en overtredingen ook niet voor iedere burger duidelijk zal zijn. Dit zou volgens het hof echter nog niet meebrengen dat een verzekeraar zich in geen enkel geval kan beroepen op verzwijging indien de vraagstelling naar het strafrechtelijk verleden als onvoldoende concreet en specifiek moet worden aangemerkt. Een dergelijke vergaande sanctie zou niet in artikel 7:928 BW zijn vermeld. Wel is in een situatie als deze naar het oordeel van het hof een terughoudende toetsing op haar plaats, in die zin dat beoordeeld zou moeten worden of er bij de verzekeringnemer redelijkerwijs enig misverstand over kon bestaan of hij een bepaald strafbaar feit diende te melden. Volgens de A-G getuigt deze redenering van een onjuiste rechtsopvatting.
Parket bij de Hoge Raad, 04-10-2024