Strafrecht. Veroordeling voor doodslag door met een mes in de borst te steken. Een van de benadeelde partijen krijgt € 30.000 ter vergoeding van shockschade toegekend.

Strafrecht. Veroordeling voor seksueel misbruik van minderjarige stiefdochter. De rechtbank kent een immateriële schadevergoeding van € 25.000 toe aan de stiefdochter, nu zij wegens het stelselmatig seksueel misbruik nog steeds last heeft van psychische problemen.

Medische aansprakelijkheid. Eiseres verwijt een huisarts dat hij niet eerder heeft geconstateerd dat eiseres een herseninfarct zou kunnen krijgen. De rechtbank komt met het oog op het deskundigenbericht tot het oordeel dat het causaal verband tussen de fout van de arts en het herseninfarct daarvan ontbreekt. Vervolg op PS 2017-0902.

Appellante vordert een verklaring voor recht dat verzekeraar gehouden is de schade die zij heeft geleden door een kop-staartbotsing met een verzekerde te vergoeden. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank dat de vorderingen van appellante worden afgewezen. De enkele omstandigheid dat de verzekerde achterop de auto van appellante is gebotst, rechtvaardigt geen uitzondering op deze hoofdregel van bewijslastverdeling. Vervolg op PS 2018-0695.

Uitspraak uit 1998. Foutieve uitslag door ziekenhuis waardoor eiser in de veronderstelling heeft verkeerd, dat hij besmet was met het hiv-virus, hetgeen een dermate grote psychische belasting met zich brengt dat van een aantasting in de persoon kan worden gesproken, maakt dat naar billijkheid een vergoeding (f 1.000) wordt toegekend.

Aanvangstijdstip van verjaringstermijn van vorderingsrecht uit hoofde van artikel 6:174 lid 1 BW. In dit geval moet worden aangenomen dat de termijn van twintig jaren begint te lopen zodra de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt, is opgehouden te bestaan. 

Conclusie A-G (gevolgd door de HR, zie PS 2019-0530). Gelet op de devolutieve werking van het appel, die zich ook uitstrekt tot verschillende grondslagen voor dezelfde vordering, had het hof de vordering van eiser tot nakoming van het tweede deel van de overnamesom dan ook moeten behandelen bij afwijzing van de boetegrondslag voor het gevorderde bedrag.

Eiser vordert een publicatieverbod en € 10.000 schadevergoeding wegens aantasting eer en goede naam vanwege verhalen die zijn ex-vrouw in een boek heeft gepubliceerd. De vorderingen worden afgewezen omdat gedaagde haar boek presenteert als haar verhaal en haar waarheid en niet uitdrukkelijk als waargebeurde feiten.

Verzekeringsrecht. Naar het oordeel van het hof maken de toepasselijke voorwaarden uit de arbeidsongeschiktheidsverzekering voldoende duidelijk dat voor een beroep op de polis noodzakelijk is dat sprake is van een objectief medisch vast te stellen stoornis die in relatie staat tot ziekte of ongeval. Geen oneerlijk beding. Appellant voldoet niet aan vereisten voor uitkering.

Gedeeltelijk contraire conclusie van de advocaat-generaal inzake het aanvangstijdstip van de verjaringstermijn van een vorderingsrecht uit hoofde van artikel 6:174 BW.