Deelgeschil. Verzoeker heeft ernstig letsel opgelopen na een verkeersongeval. Hij verzoekt de rechtbank om te beslissen dat NBM (verzekeraar van A) hoofdelijk aansprakelijk is voor zijn geleden en nog te lijden schade. De rechtbank stelt de onrechtmatigheid van de handeling van A vast. Gelet op de eigen schuld van A, oordeelt de rechtbank een schuldverdeling bij helfte rechtvaardig. 

Strafrecht. Veroordeling medewerkster thuiszorg wegens diefstal. Erfgenamen slachtoffer hebben zich als benadeelden gevoegd. Vorderingen worden niet-ontvankelijk verklaard, erfgenamen kunnen zich na het overlijden van het slachtoffer alleen dan in het strafproces voegen indien het slachtoffer is overleden ten gevolge van het ten laste van de verdachte bewezen verklaarde feit. Dat is in de onderhavige zaak niet het geval.

Magazine publiceert een interview met de ex-vriendin van winnaar Popstars waarin zij diverse beschuldigingen uit. Winnaar Popstars vordert dat het magazine een rectificatie plaatst op haar website. De voorzieningenrechter wijst de vordering af, omdat het voldoende duidelijk is dat de ex-vriendin haar eigen verhaal doet (vermeld in de subkop van het artikel). Daarnaast is in de publicatie een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de daadwerkelijke veroordeling en de overige beschuldigingen van de ex-vriendin. 

Federación de Servicios de Comisiones Obreras/Deutsche Bank SAE

Federación de Servicios de Comisiones Obreras (CCOO) v. Deutsche Bank SAE. Verplichting van de werkgever om een systeem op te zetten waarmee de dagelijkse arbeidstijd van iedere werknemer wordt geregistreerd. 

Een fietser is aangereden door een auto. In geschil zijn de buitengerechtelijke kosten voor de belangenbehartiger (Reaal heeft al € 5.242,93 betaald, er wordt nog € 2.500 gevorderd). De kantonrechter wijst de vordering af, omdat de belangenbehartiger niet heeft aangetoond dat deze zaak zodanig bijzonder is te achten dat het redelijk is dat een hogere vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten, dan Reaal reeds heeft betaald, op zijn plaats is.

Strafrecht. Uitgaansgeweld. Als gevolg van het slaan tegen het hoofd en het drukken van een hard voorwerp in het oog van aangever is de oogbal van zijn rechteroog geperforeerd. Aangever heeft meerdere operaties aan zijn rechteroog moeten ondergaan en heeft blijvend verlies van gezichtsvermogen opgelopen. Voor de bepaling van de hoogte van de immateriële schade zoekt de rechtbank aansluiting bij de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven. Van de gevorderde € 20.000 wordt € 10.000 toegewezen.

Kort geding. De Gelderlander heeft een aantal artikelen gepubliceerd over eiser die werkt als imam. Eiser vordert onder meer plaatsing van een rectificatie en een voorschot op de immateriële schade van € 25.000 ter vergoeding van de geleden en nog te lijden reputatieschade. De voorzieningenrechter wijst de rectficatie toe, omdat wat is gesteld in de artikelen geen steun vindt in de feiten. De immateriële schadevergoeding wordt toegewezen tot een bedrag van € 4.000, omdat de reputatie van eiser is aangetast doordat hij, zonder dat dit bevestiging vindt in de feiten in de krant, in verband is gebracht met salafisme dat aanzet tot radicalisering, onverdraagzaamheid, haat en geweld.

werknemer/Ekro B.V.

Arbeidsrecht. Geen aansprakelijkheid ex artikel 7:658 BW voor schade van werknemer die tijdens werkzaamheden als slachter door een kalf tegen het hoofd is geschopt. Aanhouding beslissing omtrent aansprakelijkheid op grond van artikel 6:170 BW en artikel 6:179 in samenhang met artikel 6:181 BW.

Nabij het IJ heeft een botsing tussen twee fietsers plaatsgevonden. Geïntimeerde vordert een verklaring voor recht dat appellant aansprakelijk is voor de geleden en nog te lijden schade. Het hof oordeelt dat appellant in beginsel aansprakelijk geacht moet worden voor de gevolgen van de aanrijding nu hij geïntimeerde voorrang had moeten verlenen. Het gedrag van geïntimeerde (verhoogde snelheid) heeft echter ook bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. Het hof beperkt de schadevergoedingsplicht van appellant tot 50%. Zie ook PS 2019-0781.

X/Y

Gezondheidsrecht. Moeder (klaagster) dient een klacht in tegen de huisarts (verweerder) over de door hem verstrekte medicatie aan haar overleden dochter. Klaagster is niet-ontvankelijk in haar klacht nu er gerede twijfel over bestaat dat zij de wil van haar overleden dochter vertegenwoordigt. Hierdoor kan niet worden uitgegaan van een afgeleid klachtrecht. Het CTG is van oordeel dat het RTG klaagster terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar klacht en verwerpt het beroep.