Naar boven ↑
7.409 resultaten

Rechtspraak

PS 2019-0326

Filefuik-zaak. 1. Roekeloosheid, art. 6 jo. art. 175 WVW 1994. 2. Klacht over toewijzing door de bp-en gevorderde kosten voor rechtsbijstand, art. 592a Sv. Ad 1. HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:2013:960. V.zv. het middel klaagt dat ’s Hofs motivering tekortschiet nu de door het Hof vastgestelde omstandigheden niet z.m. toereikend zijn voor het oordeel dat verdachte “roekeloos” i.d.z.v. art. 6 jo. art. 175 WVW 1994 heeft gereden, faalt het. Daarbij neemt de HR in aanmerking dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat het Hof acht heeft geslagen op het samenstel van gedragingen van verdachte, welk samenstel eruit bestaat dat verdachte, kort gezegd, als bestuurder van een motorrijtuig, terwijl hij aan verschillende achtervolgende politieauto’s probeerde te ontkomen, zonder voldoende aandacht voor het overige verkeer over een afstand van ruim 25 km met snelheden variërend tussen 120 en 160 km/u en daarmee met aanmerkelijke overschrijding van de ter plaatse geldende maximumsnelheden heeft gereden, waarbij hij links en rechts slingerend andere weggebruikers heeft ingehaald, meerdere achtervolgende politieauto’s heeft geramd en uiteindelijk met hoge snelheid tegen de auto van het so. is aangereden terwijl verdachte niet beschikte (en ook nooit heeft beschikt) over een rijbewijs en hij verkeerde onder invloed van het gebruik van cannabis. Aldus heeft het Hof toereikend in zijn bewijsvoering tot uitdrukking gebracht dat zich hier een uitzonderlijk geval a.b.i. ECLI:NL:HR:2013:960, rov. 4.4 voordoet. Ad 2. HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:2000:ZD1786 en HR 22 mei 1935, NJ 1936/1064. Op deze overwegingen stuit de klacht af. Ambtshalve: strafvermindering wegens overschrijding redelijke termijn in cassatie.
Hoge Raad, 16-06-2015