Naar boven ↑
8.404 resultaten

Rechtspraak

PS 2025-0273

Deelgeschil. In 2019 heeft een frontale botsing plaatsgevonden tussen een Opel Corsa en een Nissan Navara. De bestuurder van de Nissan Navara en zijn WAM-verzekeraar hebben aansprakelijkheid van de hand gewezen. De bestuurder van de Opel Corsa heeft daarop de rechtbank in deelgeschil verzocht te bepalen dat de bestuurder van de Nissan Navara voor het ontstaan van het ongeval aansprakelijk is en gehouden is de daardoor ontstane schade te vergoeden, met begroting van en veroordeling in zijn kosten bij de behandeling van het verzoek. In die procedure heeft de bestuurder van de Nissan Navara primair betwist dat hij aansprakelijk is en subsidiair het verweer gevoerd dat sprake is van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW, omdat de bestuurder van de Opel Corsa te hard reed en de gordel niet droeg, zodat een derde van de schade voor eigen rekening moet blijven. De rechtbank heeft echter nooit over dit verzoek beslist omdat de bestuurder van de Nissan Navara en zijn WAM-verzekeraar toch aansprakelijkheid hebben erkend. Partijen twisten nu over de vraag of door de gave erkenning van aansprakelijkheid tevens het eigenschuldverweer ter zake van het niet dragen van de gordel en het overschrijden van de maximumsnelheid is prijsgegeven. De rechtbank oordeelt in de omstandigheden van het geval van niet. De rechtbank verklaart voor recht dat de vergoedingsplicht van de WAM-verzekeraar met 25% wordt geleverd vanwege het (erkende) niet dragen van de gordel. De overschrijding van de maximumsnelheid is echter onvoldoende gemotiveerd gesteld door de WAM-verzekeraar.
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 22-04-2025

Rechtspraak

PS 2025-0269

Deelgeschil. In 2022 is een scooterrijder betrokken geweest bij een verkeersongeval. De WAM-verzekeraar van de auto heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. Uit onder andere een MRI- en CT-scan van het rechterbeen van de scooterrijder blijkt dat hij een gescheurde voorste kruisband en een gescheurde buiten- en binnenmeniscus had. In 2023 ontstond er een discussie tussen partijen over de vraag of de scooterrijder blijvende beperkingen heeft als gevolg van het ongeval en of die beperkingen door het ongeval zijn veroorzaakt. De scooterrijder heeft een deelgeschil aanhangig gemaakt om een aanvullend voorschot op de persoonlijke schade en een aanvullend voorschot op de buitengerechtelijke kosten te verkrijgen. De rechtbank oordeelt dat ondanks vele gemaakte afspraken over het verstrekken van aanvullende medische stukken, die noodzakelijk zijn om de (duur van de) beperkingen en het causaal verband tussen de beperkingen en het ongeval te kunnen beoordelen, het medisch dossier tot op heden verre van compleet is. Op basis van de op dit moment in het geding gebrachte stukken – waaruit overigens blijkt van mogelijke pre-existente knieproblematiek – kan niet worden vastgesteld dat aanspraak bestaat op een schadevergoeding die het reeds betaalde voorschot op de schade (€ 42.500) significant overstijgt. De rechtbank merkt ook op dat enkel geldnood onvoldoende is om in een deelgeschil een voorschot toe te kennen. Niet alle door de advocaat van de scooterrijder opgevoerde buitengerechtelijke kosten kunnen de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 BW doorstaan. Evenmin kan worden vastgesteld dat de in redelijkheid gemaakte kosten het reeds door de WAM-verzekeraar betaalde voorschot (significant) overstijgen. Het nadere voorschot op de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 08-05-2025

Rechtspraak

PS 2025-0266

Strafrecht. Arbeidsongeval met een hoogwerker met dodelijke afloop. Artikel 32 Arbeidsomstandighedenwet en artikel 307 Sr zijn overtreden. De moeder van het overleden slachtoffer krijgt € 20.000 aan affectieschade toegewezen. Het voornemen van de staatssecretaris om de bedragen te verhogen, heeft nog niet geleid tot wijziging van de wettelijke regeling ter zake. De rechtbank gaat dan ook uit van de bedragen zoals deze zijn opgenomen in het thans vigerende Besluit vergoeding affectieschade. Ook de halfbroer van het slachtoffer krijgt € 17.500 aan affectieschade toegewezen. Uit de overgelegde stukken en hetgeen op de zitting naar voren is gebracht, blijkt dat de levens van de halfbroers op meerdere terreinen verweven waren – zowel op het privéterrein (zij hebben altijd met elkaar samengewoond) als op werkterrein (zij bestierden tezamen een pas opgericht bedrijf). Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook voldoende onderbouwd dat sprake is van een zodanig nauwe persoonlijke relatie tussen de halfbroers dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat de halfbroer als naaste in de zin van artikel 6:108 lid 3 BW moet worden aangemerkt en dientengevolge voor vergoeding van affectieschade in aanmerking komt. De moeder en de halfbroer krijgen ook beiden € 10.000 aan shockschade toegekend. Beiden hebben het letsel van het slachtoffer waargenomen en hebben hierdoor geestelijk letsel opgelopen.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 02-05-2025

Rechtspraak

PS 2025-0264

Een vrouw verzoekt dat de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor zal bevelen. Volgens haar zijn haar behandelend artsen en verpleegkundigen jegens haar toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de gesloten behandelovereenkomst, dan wel hebben zij onrechtmatig jegens haar gehandeld. Haar stelling baseert de vrouw met name op het feit dat de behandelend artsen lange tijd voor haar, haar familie en andere zorginstanties hebben verzwegen dat zij in 2022 uit bed is gevallen. Het is onduidelijk of zij een hersenbloeding had voorafgaand aan deze val, of dat de hersenbloeding het gevolg is van de val. Hierover wil de vrouw met een voorlopig getuigenverhoor meer duidelijkheid krijgen. Daarnaast heeft zij ook belang bij een verhoor naar het handelen van de behandelend artsen en verpleegkundigen in de periode voor en na de val uit het bed omdat zij vermoedt dat de tumor in 2018 niet volledig is verwijderd tijdens de operatie door artsen in het ziekenhuis. Als de tumor in 2018 op een juiste wijze en volledig zou zijn verwijderd en/of als de MRI-scans in de jaren erna op een juiste wijze zouden zijn beoordeeld, dan had volgens de vrouw zij mogelijk in 2022 niet geopereerd hoeven te worden en was zij na afloop ook niet uit bed gevallen. De rechtbank beoordeelt per verwijt of het verzoek ten aanzien van dat verwijt al dan niet toewijsbaar is. De rechtbank gelast een voorlopig getuigenverhoor ten aanzien van de vraag waarover partijen het ter zitting eens zijn geworden. Aangezien de praktijk uitwijst dat met het horen van meer dan vijf getuigen doorgaans geen redelijk doel wordt gediend, zal de rechtbank het aantal getuigen in eerste instantie beperken tot vijf. De vrouw mag zelf kiezen welke vijf getuigen dit zullen zijn.
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 08-04-2025