Een man heeft tijdens het paintballen verf uit een paintball in het rechteroog gekregen. Hij heeft het zicht in dat oog grotendeels verloren. Volgens de man is het paintballcentrum aansprakelijk voor de gevolgen van het ongeval omdat het door haar beschikbaar gestelde veiligheidsmasker niet voldeed. Hij vordert daarom dat voor recht wordt verklaard dat het paintballcentrum aansprakelijk is voor de door hem geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen. Volgens de rechtbank is de door hem gestelde toedracht van het ongeval niet vast komen te staan. In een tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat het, anders dan de rechtbank, ervan uitgaat dat de man wel een masker droeg toen hij door een paintball werd geraakt en dat balletje in zijn rechteroog kwam. Het scenario dat de man het maker niet droeg toen hij het balletje in het oog kreeg kan dus worden uitgesloten. Het hof heeft een deskundige benoemd om onderzoek te doen naar de vraag of het masker onder alle omstandigheden bescherming biedt tegen verf uit paintballen en of, en zo ja, onder welke omstandigheden, het mogelijk is dat als het masker correct gedragen wordt toch verf achter het masker en in het oog van de drager ervan terechtkomt. Het hof komt op basis van het onderzoek tot de conclusie dat de man een masker droeg dat niet voor hem geschikt was en dat het paintballcentrum zijn zorgplicht jegens hem heeft geschonden door hem met dit masker te laten paintballen, maar dat deskundigenonderzoek nodig is naar de vraag of het oogletsel van de man veroorzaakt is door de verf en/of resten van de paintball die achter het masker zijn terechtgekomen.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-02-2025