Bodemzaak. In 2020 heeft een ongeval plaatsgevonden tussen een motor en een auto. De motorrijder vordert dat de rechtbank onder andere verklaart dat de WAM-verzekeraar van de auto gehouden is tot betaling van 100% van de door hem geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade ten gevolge van het verkeersongeval. De rechtbank stelt vast dat de motorrijder een zeer forse snelheidsovertreding heeft begaan. Uit de Verkeers Ongeval Analyse (VOA) blijkt dat de indicatieve snelheid van de motor op 97 tot 109 kilometer per uur is geschat, maar dat de werkelijk gereden snelheid beduidend hoger moet hebben gelegen. Bij een snelheid van meer dan 109 kilometer per uur heeft de motorrijder al meer dan twee keer zo hard gereden dan wettelijk toegestaan was op de weg. Er was sprake van een bochtige weg en er waren schaduwpartijen aanwezig op het deel van de weg waar de auto stond geparkeerd. Het staat voldoende vast dat deze omstandigheden invloed hebben gehad op het zicht dat zowel de autobestuurder als de motorrijder heeft gehad. Op grond van de VOA en de verklaring van de autobestuurder kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangenomen dat de autobestuurder de motorrijder van tevoren heeft zien aankomen, zoals de motorrijder tijdens de mondelinge behandeling heeft gesteld. De motorrijder reed, zoals hij zelf heeft verklaard, op een geleende racemotor met nieuwe banden. Tussen partijen staat vast dat eerst een (vet)laag van die nieuwe banden moet worden afgereden, voordat hard met een motor kan worden geremd. Hierdoor had hij geen mogelijkheid om abrupt te remmen. Hij droeg bovendien geen beschermende kleding en geen helm. Ten slotte heeft de motorrijder twee keer bewust gas bijgegeven omdat hij dacht dat de auto mogelijk een andere manoeuvre zou maken dan hij in gedachten had. Dit is zeer onverantwoordelijk en risicovol rijgedrag. De autobestuurder heeft in wezen geen verkeersfout gemaakt. De rechtbank kan zich in de gegeven omstandigheden en bij het zien van de camerabeelden voorstellen dat de bestuurder machteloos was, zoals hij heeft verklaard, en dat het allemaal zo snel is gegaan dat hij geen tijd heeft gehad om überhaupt (op tijd en adequaat) te reageren. De vorderingen van de motorrijder worden afgewezen.
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 01-10-2025