Samenvatting van uitspraak in de zaken 8019/16, 43800/14, 28525/20 en 11055/22. Het EHRM oordeelde niet alleen over het neerhalen van MH17 in 2014, maar ook over het conflict dat begon in het oosten van Oekraïne na de aankomst van pro-Russische troepen in 2014, en escaleerde na de grootschalige Russische invasie van Oekraïne vanaf 2022. Het Hof benadrukte dat de aard en omvang van het geweld in Oekraïne en de onheilspellende uitlatingen van Rusland over het bestaansrecht van Oekraïne een bedreiging vormden van vrede in Europa. Het Hof overwoog: ‘In geen van de eerdere [door het Hof beoordeelde] conflicten was er sprake van een dergelijke, vrijwel universele veroordeling van de “flagrante” minachting door de verwerende Staat voor de grondslagen van de internationale rechtsorde die na de Tweede Wereldoorlog tot stand is gekomen.’ De Grote Kamer van het EHRM oordeelde over het conflict in Oekraïne tussen 2014 en 2022 (toen Rusland ophield partij te zijn bij het EVRM) dat er sprake was van systematische schendingen van: artikelen 2 (recht op leven), 3 (verbod van foltering, onmenselijke of vernederende behandeling), 4 § 2 (verbod van dwangarbeid), 5 (recht op vrijheid en veiligheid), 8 (recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven), 9 (vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst), 10 (vrijheid van meningsuiting), 11 (vrijheid van vergadering en vereniging), 13 (recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel) en 14 (verbod van discriminatie) van het EVRM en artikelen 1 (bescherming van eigendom) en 2 (recht op onderwijs) van Protocol Nr. 1 bij het EVRM. Het Hof oordeelde ook, unaniem, dat er sprake was van schendingen van artikelen 2, 3 en 13 EVRM in zaaknr. 28525/20 met betrekking tot het neerhalen van vlucht MH17. Het Hof verwees naar de feiten zoals vastgesteld in het uitgebreide onderzoek dat was uitgevoerd door het Gemeenschappelijk Opsporingsteam (Joint Investigation Team – ‘JIT’) en in het strafvonnis van de rechtbank Den Haag. Rusland heeft nagelaten maatregelen te nemen om het doelwit te verifiëren of om het leven van de inzittenden van het vliegtuig te beschermen, waarmee het blijk gaf van minachting voor burgers die door zijn vijandige activiteiten in gevaar werden gebracht. Rusland heeft ook nagelaten effectief onderzoek in te stellen naar het neerhalen van het vliegtuig en heeft nagelaten met het JIT samen te werken, door onjuiste of verzonnen informatie te verstrekken en pogingen om de oorzaak en omstandigheden van de vliegramp op te helderen te belemmeren. De nabestaanden van de slachtoffers van de vliegramp hebben intens leed ondervonden door de dood van hun dierbaren en de nasleep van de vliegramp. Omdat Rusland weigerde de plaats van de crash veilig te stellen, duurde het acht maanden voordat de lichamen waren geborgen. Sommige nabestaanden moesten onvolledige lichamen van hun dierbaren begraven; in sommige gevallen kregen zij na de begrafenis alsnog lichaamsdelen terug. In twee gevallen zijn de lichamen nog steeds niet geborgen. De voortdurende ontkenning van betrokkenheid door de Russische autoriteiten en het verzuim om een effectief onderzoek in te stellen, hebben het pijnlijke wachten op antwoorden voor de nabestaanden verlengd en hun leed verergerd. De aard en omvang van hun voortdurende leed waren zo ernstig dat dit neerkomt op een onmenselijke behandeling. Ten slotte oordeelde het Hof, unaniem dat Rusland niet had voldaan aan de verplichtingen ingevolge artikel 38 van het EVRM (verplichting om noodzakelijke faciliteiten te leveren voor behandeling van de zaak) en ook dat de kwestie van artikel 41 EVRM (billijke genoegdoening) zich nog niet leende voor een beslissing en is uitgesteld. (Er is op dit moment, naast de zaken van Oekraïne/Rusland, één interstatelijke zaak van Nederland/Rusland en er zijn vier individuele verzoekschriften tegen Rusland, ingediend door meer dan 500 familieleden van slachtoffers van MH17, aanhangig bij het Hof.)
Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 09-07-2025