Naar boven ↑
7.468 resultaten

Rechtspraak

PS 2024-0145

Vergoeding wegens shockschade in strafrechtelijke procedure afgewezen. In de civiele procedure beantwoordt het hof de vraag of een van de daders gehouden is om aan zowel de ouders als het broertje shockschade te vergoeden. Het hof oordeelt, na bespreking van de arresten ‘Hoogeveen’ en ‘Buterwei’, dat is voldaan aan het confrontatievereiste. Alle feiten en omstandigheden in hun onderlinge samenhang bezien, vanaf de aanloop tot de zoektocht naar het slachtoffer en de groeiende ongerustheid over haar lot, het lange wachten in het politiebureau en daarna de confrontatie met het dode lichaam van het slachtoffer in het mortuarium (de ouders) en in het Uitvaarthuis (het broertje), leiden ertoe dat voldaan is aan het confrontatievereiste zoals dat door de Hoge Raad nu is geformuleerd. Ook al was de confrontatie niet onverhoeds en waren zij voorbereid op het zien van hun (ge)dode dochter en zus, uit hun verklaringen over wat zij gezien en ervaren hebben blijkt dat zij zich niet op de schok van confrontatie hebben voorbereid of kunnen voorbereiden, nog los van de vraag of dat voor hen tot een andere reactie zou hebben geleid. Daarbij telt het hof mee dat het slachtoffer met de opzet om haar geweld aan te doen door de daders is meegenomen naar een afgelegen plek en daar door geweld (stompen, slaan, wurgen) is gedood waarna ze is weggesleept naar het water om haar te verbergen. Wat betreft de samenloop van shockschade en affectieschade stelt het hof schattenderwijs en naar billijkheid de schadevergoeding voor geestelijk letsel als gevolg van de confrontatie vast voor vader, moeder en broertje op € 20.000.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-02-2024