Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

8.493 resultaten

Rechtspraak

PS 2018-1049

Deelgeschil. Verzoeker is, terwijl hij op een motor reed,aangereden door een personenauto, waarna verzekeraar Allianz aansprakelijkheid heeft erkend. Verzoeker verzoekt dat Allianz zou worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 134.537,52 wegens verschenen schade bestaande in verlies aan verdienvermogen, dat de toekomstschade wegens verlies aan verdienvermogen zou worden geschat op € 877.747,32 en dat de fiscale component zou worden vastgesteld op € 102.531,72. Deze bedragen zijn gebaseerd op een deskundigenrapport. Het verzoek is dat voor recht verklaard wordt dat het in opdracht van Allianz uitgevoerde persoonlijk onderzoek op onrechtmatige gronden is uitgevoerd en jegens verzoeker onrechtmatig is geweest en dat het dientengevolge verkregen bewijs niet door Allianz mag worden meegewogen bij de beoordeling van de letselschade van verzoeker. De rechtbank oordeelt dat de beslissing van de verzekeraar tot het instellen van een persoonlijk onderzoek niet voldoet aan verschillende bepaling van de Gedragscode Persoonlijk Onderzoek. Er bestaat geen aanleiding om het onrechtmatig verkregen bewijs, bestaande uit de observatie van verzoeker, toch mee te wegen bij de afwikkeling van de letselschade van verzoeker. De jurisprudentie biedt weliswaar de ruimte om, ondanks het feit dat bewijs onrechtmatig is verkregen, het verkregen bewijs te gebruiken, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om die regel ook in dit geval toe te passen. Doorslaggevend acht de rechtbank daartoe dat de Gedragscode Persoonlijk Onderzoek is opgesteld door het Verbond van Verzekeraars. Dit betreft een verbond waartoe Allianz ook behoort. Van verzekeraar mag derhalve worden verwacht dat zij zich houdt aan de door het verbond opgestelde regels. Vervolg op PS 2018-0296.
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 30-11-2018

Rechtspraak

PS 2018-1050

Voegingsincident. Het geschil in de hoofdzaak gaat om de afwikkeling van de letselschade van een werknemer als gevolg van een ongeval. Bij het schoonmaken van de dakgoot van eiser 1 is de werknemer vijf meter naar beneden gevallen. Door de val heeft hij blijvend letsel opgelopen, waaronder een gedeeltelijke dwarslaesie. De verzekeraar van eiser 1 weigerde dekking te geven, omdat het een arbeidsongeval betrof waarvoor de werkgever (eiser 2) aansprakelijk zou zijn. Door een fout van assurantietussenpersoon Claeren beschikt de werkgever niet over een aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven. Claeren is daarom aansprakelijk voor de schade die de werkgever lijdt indien wordt geoordeeld dat hij aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade van de werknemer. Eisers vorderen primair dat de verzekeraar van eiser 1, subsidiair dat Claeren wordt veroordeeld tot betaling van de letselschade (waaronder voorschotten van € 100.000). In het incident vordert de verzekeraar van eiser 1 dat haar wordt toegestaan zich in de hoofdzaak te voegen aan de zijde van eisers. Zij legt daaraan ten grondslag dat zij er belang bij heeft dat de vordering van eisers tegen Claeren deugdelijk wordt onderbouwd. De incidentele vordering wordt afgewezen, omdat de verzekeraar geen belang heeft bij de voeging. Immers, als de rechtbank toekomt aan de subsidiaire vordering tegen Claeren, staat al vast dat de verzekeraar vrijuit gaat.
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 05-12-2018