Strafrecht. Veroordeling voor mensenhandel, bedreiging en wapenbezit. Veroordeelde heeft gedurende een periode van ruim vier jaar met twee vrouwen een relatie gehad. Hij heeft hen geïsoleerd, gecontroleerd en ernstig bedreigd. Hij heeft het geld wat zij verdienden in de prostitutie afgepakt, door hen een mooie toekomst samen voor te spiegelen. Hij heeft hen gedwongen tot het zetten van tatoeages met zijn naam en initialen als waren het brandmerken. Hij heeft een heel ernstige inbreuk op het leven van de twee slachtoffers gemaakt, en heeft alleen maar oog gehad voor het vele geld dat het hem opleverde. Een van de slachtoffers heeft zich gevoegd als benadeelde partij en vordert zowel vergoeding van materiële schade (€ 1.021.189,27) als immateriële schade (€ 25.000). Ter zake van de gevorderde immateriële schadevergoeding wijst de rechtbank, gelet op soortgelijke zaken, een bedrag van € 10.000 toe. De benadeelde heeft verder in de periode van 1 januari 2013 tot 11 augustus 2017 voor de verdachte gewerkt. Aldus in het kader van voornoemde schatting uitgaande van 1443 werkdagen, maal € 200 per dag, levert een totaalbedrag van € 288.600 aan materiële schade op.
Rechtbank Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 06-12-2018