Strafrecht. De verdachte heeft het slachtoffer van het leven beroofd door strangulatie en/of verwurging. Het slachtoffer was een jonge vrouw die werkzaam was als sekswerker. Kort voordat verdachte het slachtoffer om het leven bracht heeft hij haar bovendien op een zeer gewelddadige wijze lichamelijk toegetakeld, waardoor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. Na haar overlijden heeft verdachte het naakte lichaam van het slachtoffer in bouwmateriaal en schilderstape gewikkeld en in het IJ gegooid. De verdachte wordt voor doodslag veroordeeld. De ouders van het slachtoffer hebben zich als benadeelde partijen in de strafzaak gevoegd. De vader van het slachtoffer vordert € 37.500 aan vergoeding voor immateriële schade, bestaande uit een bedrag van € 17.500 aan affectieschade en € 20.000 aan schokschade. Daarnaast vordert de vader in totaal € 47.445,29 aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit verlies aan arbeidsvermogen, medische kosten en reis- en verblijfkosten. De rechtbank wijst de gevorderde affectieschade toe. De rechtbank oordeelt dat de gevorderde shockschade redelijk en billijk is. Het slachtoffer is op een gruwelijke wijze om het leven gebracht. Hierdoor is ook ten aanzien van de nabestaanden, haar vader en moeder, een onrechtmatige daad gepleegd. Verdachte heeft zonder duidelijke toedracht de dochter van de benadeelde partij door strangulatie, verwurging en/of smoren om het leven gebracht. Daarnaast heeft hij haar fors toegetakeld, getuige de grote hoeveelheid letsels. Het lichaam is vervolgens in het koude water van het IJ gegooid en kon niet meteen worden geïdentificeerd, om welke reden er foto’s van haar tatoeages in de media zijn verspreid. Uiteindelijk is de benadeelde partij door de politie op de hoogte gebracht van het overlijden van zijn dochter en zijn steeds meer details bekend geworden. De rechtbank stelt vast dat door de confrontatie met de ernstige gevolgen van het misdrijf bij de benadeelde een hevige emotionele schok teweeg is gebracht. Uit de bijgevoegde medische stukken volgt dat de benadeelde partij is gediagnosticeerd met een posttraumatische stressstoornis en een ernstig depressieve stoornis, als gevolg van het gewelddadig overlijden van zijn dochter. De gevorderde schade aan verlies aan arbeidsvermogen wordt afgewezen omdat niet aannemelijk is gemaakt dat de vader met zekerheid promotie zou hebben gemaakt. De toekomstige medische kosten worden ook op grond van onvoldoende onderbouwing afgewezen, daarnaast worden de reis- en verblijfskosten ook afgewezen. De reeds gemaakte medische kosten worden samen de immateriële schade toegewezen. De rechtbank acht de gevorderde immateriële schade, gevorderd door de moeder, om dezelfde redenen als bij de vader, redelijk en billijk. Ten aanzien van de moeder neemt de rechtbank daarnaast nog in aanmerking dat zij omstreeks 10 december 2023 haar dochter heeft geïdentificeerd in het mortuarium. Uit de bijgevoegde medische stukken volgt dat de benadeelde partij is gediagnosticeerd met een ernstig depressieve stoornis, als gevolg van het gewelddadig overlijden van haar dochter. De rechtbank oordeelt hier ook dat het verlies aan arbeidsvermogen onvoldoende is gemotiveerd. Hoewel aannemelijk is dat er verlies van arbeidsvermogen is, is de hoogte onvoldoende onderbouwd. De rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten om op basis van de overlegde stukken de geleden schade te schatten en laat daarom het gebruik van haar schattingsbevoegdheid achterwege. Met dezelfde redenering als bij de vader worden de gevorderde toekomstige medische kosten en reis- en verblijfkosten afgewezen. De reeds gemaakte medische kosten worden toegewezen.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 30-10-2025