Een vrouw heeft in 2024 een pakketreisovereenkomst gesloten met een reisorganisator. In de hotelkamer van de familie van de vrouw is de glazen schuifdeur van de douchecabine van de badkamer gebroken tijdens de vakantie. De vrouw vordert onder andere een verklaring voor recht dat de reisorganisator aansprakelijk is voor de materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het breken van de douchedeur heeft geleden en nog zal lijden. De kantonrechter is van oordeel dat de reisorganisator het betoog van de vrouw over de toedracht van het breken van de glazen wand onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Uit niets blijkt dat de vrouw op enigerlei wijze heeft bijgedragen aan het breken van de douchecabine, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat de wand na afloop van het douchen spontaan is gebroken. Daarbij neemt de kantonrechter (mede) in aanmerking dat achter het hiervoor besproken wettelijk kader een beschermingsgedachte voor de reiziger schuilgaat. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de accommodatie waarin de vrouw met haar gezin verbleef niet voldeed niet aan de verwachtingen die zij redelijkerwijs mocht hebben. Dat levert een non-conformiteit in de uitvoering van de pakketreisovereenkomst door de reisorganisator op. Voor beantwoording van de vraag of de door de vrouw gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar is, dient beoordeeld te worden of de mogelijkheid dat de vrouw door het breken van de glazen deur schade heeft geleden aannemelijk is. De vrouw stelt dat zij als gevolg van het breken van de glazen wand lichamelijk en psychisch letsel heeft opgelopen. Het lichamelijk letsel bestond uit meerdere wondjes op haar lichaam, waarvan zij een litteken op haar pols heeft overgehouden. Daarnaast heeft zij (nog steeds) last van aanhoudende hoofdpijn, concentratieproblemen, paniekaanvallen en geheugenverlies. Ook durft zij niet meer met de auto de snelweg op en kan zij geen administratieve werkzaamheden in het bedrijf van haar man meer verrichten. De kantonrechter stelt vast dat de vrouw haar stellingen met betrekking tot haar lichamelijk letsel niet heeft geconcretiseerd, niet heeft onderbouwd en daaraan geen concrete schadebedragen heeft gekoppeld. Op de mondelinge behandeling heeft zij desgevraagd toegelicht dat door tussenkomst van het hotel eerste hulp is verleend, maar wat die verzorging heeft ingehouden heeft zij niet concreet toegelicht, noch heeft zij een verklaring of document ingebracht ter onderbouwing daarvan. De vrouw heeft niet gesteld dat zij ter zake van lichamelijke letsel medische kosten heeft gemaakt. De kantonrechter stelt vast dat de medische informatie en de verwijzing(en) van de huisarts uitsluitend gebaseerd zijn op het eigen verhaal van de vrouw. Dat de door de vrouw gestelde ernstige psychische klachten gerelateerd kunnen worden aan het breken van de douchecabine, is niet onderbouwd met objectief (medisch) onderzoek. Het ligt voor de hand om aan te nemen dat de vrouw als gevolg van het breken van de deur is geschrokken, maar zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is niet aannemelijk dat zij als gevolg daarvan de door haar gestelde psychische klachten ondervindt, zoals dat zij EMDR-therapie nodig heeft, vooralsnog niet meer kan werken of met de auto de snelweg op zou durven. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de vrouw niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een causaal verband bestaat tussen haar psychische klachten en de non-conformiteit door de reisorganisator. De vrouw heeft haar stelling dat zij als gevolg van het breken van de glazen wand inkomstenverlies zou lijden en/of huishoudelijke hulp nodig zou hebben op geen enkele wijze onderbouwd, zodat de kantonrechter hieraan voorbijgaat. De vrouw heeft ook niet toegelicht waarom zij vindt dat zij recht heeft op smartengeld. In het voorgaande is al vastgesteld dat er geen causaal verband kan worden vastgesteld tussen de gestelde psychologische klachten en de non-conformiteit. Voor wat betreft het gesteld lichamelijk letsel geldt dat uit de informatie van de huisarts blijkt dat de wondjes op de lichaam van de vrouw op dat moment al (bijna) volledig waren geheeld en dat de functie van de rechterarm (ondanks de verwijzing naar fysiotherapie) ongestoord is. Een enkel oppervlakkig litteken is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om een aanspraak op immateriële schadevergoeding aannemelijk te maken. Bovendien kan ook van het litteken niet worden vastgesteld of het door het incident met de douchecabine is veroorzaakt. De gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen. De vrouw heeft wel recht op een passende prijsverlaging voor de periode waarin sprake was van non-conformiteit.
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 29-10-2025