Naar boven ↑
599 resultaten

Rechtspraak

PS 2023-0219

Conclusie advocaat-generaal Hartlief. Arbeidsongeval. Zowel de formele als materiële werkgever zijn aangesproken op grond van artikel 7:658 BW na val van een werknemer bij spuitwerkzaamheden in een spuitcabine. Dat de exacte toedracht van het ongeval niet is vastgesteld, doet niets af aan het oordeel dat schade is geleden in de uitoefening van de werkzaamheden. Hoewel er gevallen zijn waarin het te ver gaat om zorg van de werkgever te verlangen en in plaats daarvan op de eigen verantwoordelijkheid (oplettendheid en voorzichtigheid) van de werknemer mag worden gerekend, lijkt het niet verstandig om in dit verband te spreken van een bijzondere categorie van ‘huis-tuin-en-keukengevaren’ of ‘huis-tuin-en-keukenongelukken’. Dat doet niet alleen geen recht aan de rechtspraak van de Hoge Raad die niet in die sleutel staat, maar vooral ook niet aan het gegeven dat alledaagse gevaren in de context van het werk, bijvoorbeeld door het structurele karakter van de blootstelling maar ook door het gegeven dat werknemers juist ook bij dit type werkzaamheden niet altijd optimaal geconcentreerd en alert zullen zijn, wel degelijk serieus kunnen worden zodat zij aanleiding geven tot door de werkgever te treffen maatregelen. Uit de overweging dat het risico op vallen eenvoudig tot nul kon worden gereduceerd kan niet worden afgeleid dat het hof van een risicoaansprakelijkheid is uitgegaan. Omdat het risico op schade eenvoudig tot nul kon worden gereduceerd, kon in redelijkheid worden verwacht dat maatregelen zouden worden genomen. Het hof heeft dus geoordeeld over een specifiek valgevaar tijdens het uitvoeren van werkzaamheden in een spuitcabine dat eenvoudig voorkomen kon worden. Het hof heeft niet geoordeeld dat iedere val van een hoogte van 50 cm had moeten worden voorkomen. Conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
Parket bij de Hoge Raad, 24-03-2023