Naar boven ↑
113 resultaten

Rechtspraak

PS 2019-0016

Deelgeschil. Verzoeker heeft een ontsmettingsbehandeling in de productieruimte van verweerder 1 uitgevoerd met ozon. Verzoeker heeft te hoge waardes ozon in de fabrieksruimte vastgesteld en is tot ontruiming overgegaan. Gedurende zijn inspectie- en ontruimingswerkzaamheden is verzoeker blootgesteld aan hoge concentraties ozon. Verzoeker droeg geen adembeschermingsmiddelen. Verzoeker heeft klachten ontwikkeld direct na het ozoninademingsincident, bestaande uit onder meer ernstige benauwdheid en hyperventilatie. Verzoeker is arbeidsongeschikt geraakt voor zijn functie. Een deskundige heeft geoordeeld dat er geen medische verklaring kan worden gevonden voor de klachten. Verzoeker verzoekt de rechtbank voor recht te verklaren dat er een causaal verband bestaat tussen de klachten en het ozoninhaleringsincident en dat verweerders hoofdelijk gehouden zijn om de hierdoor reeds geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade te vergoeden. Er is discussie tussen partijen of de werknemer de volledige bewijslast ingevolge artikel 150 Rv draagt. De rechtbank oordeelt dat volgens de regels er een vermoeden is dat, indien de zojuist genoemde feiten komen vast te staan, de gezondheidsschade van de werknemer is veroorzaakt door de omstandigheden waarin deze zijn werkzaamheden heeft verricht. In de deelgeschilprocedure is er geen ruimte om deze vraag te beantwoorden. De verzochte verklaring voor recht wordt daarom op grond van het bepaalde bij artikel 1019z Rv afgewezen. 
Rechtbank Overijssel, 19-11-2018