Appellant is een Afghaanse vluchteling die als fietser in botsing is gekomen met een auto. Appellant heeft hierbij een ernstige (hersen)kneuzing opgelopen, met ernstige en blijvende gevolgen. De letselschadezaak van appellant is door verschillende, elkaar opvolgende belangenbehartigers behandeld. Een van de belangenbehartigers (hierna: maat 1) trad eerst als advocaat van appellant op in de zaak tegen belangenbehartiger 1, en nadien ook in de letselschadezaak. Ook in de verhouding tussen appellant en maat 1 ontstaat een geschil, wanneer maat 1 in de zaak tegen belangenbehartiger 1 – daartoe niet bevoegd – cassatieberoep instelt. Het geschil met maat 1 betrof onder meer de tussen hen geldende honorariumovereenkomst, die – in strijd met Gedragsregel 26 – een no cure no pay-afspraak bevatte. Het hof concludeert dat maat 1 de gedragsregels heeft geschonden en dat appellant hierdoor schade ad € 58.518,25 heeft geleden.
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 21-07-2020