Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u de nieuwe PS Updates aan.
Rechtspraak
In deze nieuwsbrief hebben wij een selectie opgenomen van de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief.
Doodslag vrouw door ‘blinde razernij’: zoontje recht op vergoeding van affectieschade, shockschade en immateriële schade als gevolg van aantasting in de persoon.
Strafrecht. Verdachte heeft in de nacht van 26 op 27 juli 2024 zijn vriendin door geweld van het leven beroofd. Hij heeft haar op dat moment in blinde razernij meermalen geslagen, gestompt, getrapt en met voorwerpen geslagen. Aan deze geweldsexplosie ging een periode van vier maanden vooraf waarin verdachte richting zijn vriendin geweld gebruikte dat naar zijn aard en ernst steeds heftiger werd. In dezelfde fatale nacht heeft verdachte ook hun 5-jarig zoontje mishandeld. Verdachte heeft na de mishandeling de woning verlaten en is bij terugkomst met het zoontje gaan slapen. Verdachte is pas in de avond van 27 juli 2024 met het zoontje naar de politie gegaan. De ouders van het slachtoffer en haar zoontje hebben zich gevoegd als benadeelde partij in het strafproces. De schade die de ouders hebben geleden als gevolg van affectieschade wordt toegewezen. De wettelijke vertegenwoordiger van het zoontje vordert een bedrag van € 20.000 voor affectieschade, een bedrag van € 25.000 voor schokschade en een bedrag van € 20.000 voor immateriële schade als gevolg van aantasting in de persoon bestaande uit lichamelijk letsel en een zeer ernstige schending van de persoonlijke levenssfeer. De affectieschade wordt op grond van artikel 6:108 BW toegewezen. De rechtbank heeft bij de beoordeling omtrent de shockschade acht geslagen op het feit dat het zoontje getuige is geweest van het excessieve geweld en dat hij een zeer afhankelijke band had met het slachtoffer. Hij was niet alleen getuige van dit geweld maar werd ook alleen achtergelaten met zijn ernstig gewonde moeder en daarna met zijn overleden moeder. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat de benadeelde partij door deze confrontaties een hevige emotionele schok heeft ervaren. Het zoontje is gediagnosticeerd met PTSS. De rechtbank acht het gevorderde bedrag billijk. Tot slot acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 20.000 aan immateriële schade als gevolg van aantasting in de persoon in de zin van lichamelijk letsel en een zeer ernstige schending van de persoonlijke levenssfeer, billijk (PS 2025-0630).
Toepassing Rotterdamse Schaal (vergoeding van immateriële schade).
Strafrecht. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ten aanzien van zijn buren. Hierbij heeft verdachte zijn slachtoffers aangevallen met een samoeraizwaard. Door het handelen van verdachte ontstond de kans dat zijn buurman zou overlijden en ook zijn buurvrouw is bij de aanval zwaargewond geraakt. Beide slachtoffers hebben zich gevoegd als benadeelde partij. Naast dat zij beide vergoeding van de materiële schade vorderen, vorderen zij ook immateriële schade door het lichamelijk letsel dat zij hebben opgelopen. Het eerste slachtoffer heeft letsel aan de linker- en rechterarm, in het gezicht en aan de rug. Uit medische informatie blijkt dat het letsel aan de onderarmen zo ernstig was dat de onderarmen bijna moesten worden geamputeerd (‘near amputation’). Duidelijk is dat geen volledig herstel te verwachten is en dat sprake is van blijvend verlies in kracht, functionaliteit en sensibiliteit van beide armen. Volgens de medische stukken is het waarschijnlijk dat de benadeelde levenslang afhankelijk zal blijven van spalken en drukhandschoenen en dat hij blijvend ernstige beperkingen aan beide armen zal overhouden. Op de armen is uitgebreide littekenvorming. Ook in het gezicht is een zichtbaar litteken en op de rug is eveneens een litteken aanwezig. Voor het vaststellen van de immateriële schade zoekt de rechtbank aansluiting bij de Rotterdamse Schaal. De rechtbank acht dat het letsel tussen twee categorieën, a: zeer ernstig armletsel en b: middenzwaar armletsel, in zit. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag of een totaalbedrag van € 74.000 aan smartengeld passend is of dat er reden is dit bedrag naar boven of beneden bij te stellen. De rechtbank ziet grond het bedrag naar boven bij te stellen. Gelet op de aard, de ernst en de intensiteit van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in soortgelijke zaken toewijzen, is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 85.000 aan smartengeld redelijk en billijk is. Omtrent het tweede slachtoffer oordeelt de rechtbank dat het slachtoffer ernstig letsel aan haar linkerpols heeft opgelopen. De rechtbank oordeelt dat dit is te scharen onder categorie b ‘middelzwaar polsletsel’ van de Rotterdamse Schaal. Naast lichamelijk letsel, heeft de benadeelde als gevolg van het bewezen verklaarde ook geestelijk letsel in de vorm van een posttraumatische stressstoornis opgelopen zodat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. Gelet op de aard, de ernst en de ntensiteit van het feit acht de rechtbank de gevorderde immateriële schade van € 35.000 redelijk en billijk (PS 2025-0631).
Literatuur
J. Derksen, ‘De zorgplicht van de advocaat bij tegenstrijdige belangen in de driehoeksverhouding met de aansprakelijkheidsverzekeraar en de verzekerde’, NTBR 2025/10, afl. 8.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl.
Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm & Armin Vorsselman
PS Updates
Hof
Rechtbank
- Rechtbank Limburg Strafrecht. De verdachte heeft het slachtoffer meerdere malen met een mes proberen te steken en hem daarbij eenmaal in de borst geraakt, waardoor letsel aan het hart is ontstaan. Als gevolg daarvan is het slachtoffer een maand later overleden in het ziekenhuis. De moeder van het slachtoffer voegt zich in het strafproces als benadeelde partij. Zij vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 10.000 aan schokschade en € 20.000 aan affectieschade. De rechtbank oordeelt dat de moeder recht heeft op een vergoeding van € 17.500, het forfaitaire bedrag zoals vastgesteld in het Besluit vergoeding affectieschade. Daarnaast acht de rechtbank het gevorderde bedrag aan shockschade billijk. Hoewel de moeder zelf geen getuige van het misdrijf ter plaatse is geweest, is zij wel geconfronteerd met de ernstige gevolgen ervan. Gedurende de maand die het slachtoffer in het ziekenhuis heeft gelegen heeft de moeder in grote onzekerheid geleefd over zijn toestand en of hij het zou overleven. De rechtbank acht derhalve in voldoende mate gesteld dat jegens de benadeelde onrechtmatig is gehandeld. Voorts is ook voldaan aan het vereiste dat naar objectieve maatstaven is vastgesteld dat sprake is van geestelijk letsel. Het bestaan daarvan is door overlegging van een verklaring van een psychiater waaruit blijkt dat de benadeelde onder behandeling is voldoende onderbouwd. 05-12-2025
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant Strafrecht. Verdachte heeft in de nacht van 26 op 27 juli 2024 zijn vriendin door geweld van het leven beroofd. Hij heeft haar op dat moment in blinde razernij meermalen geslagen, gestompt, getrapt en met voorwerpen geslagen. Aan deze geweldsexplosie ging een periode van vier maanden vooraf waarin verdachte richting zijn vriendin geweld gebruikte dat naar zijn aard en ernst steeds heftiger werd. In dezelfde fatale nacht heeft verdachte ook hun 5-jarig zoontje mishandeld. Verdachte heeft na de mishandeling de woning verlaten en is bij terugkomst met het zoontje gaan slapen. Verdachte is pas in de avond van 27 juli 2024 met het zoontje naar de politie gegaan. De ouders van het slachtoffer en haar zoontje hebben zich gevoegd als benadeelde partij in het strafproces. De schade die de ouders hebben geleden als gevolg van affectieschade wordt toegewezen. De wettelijke vertegenwoordiger van het zoontje vordert een bedrag van € 20.000 voor affectieschade, een bedrag van € 25.000 voor schokschade en een bedrag van € 20.000 voor immateriële schade als gevolg van aantasting in de persoon bestaande uit lichamelijk letsel en een zeer ernstige schending van de persoonlijke levenssfeer. De affectieschade wordt op grond van artikel 6:108 BW toegewezen. De rechtbank heeft bij de beoordeling omtrent de shockschade acht geslagen op het feit dat het zoontje getuige is geweest van het excessieve geweld en dat hij een zeer afhankelijke band had met het slachtoffer. Hij was niet alleen getuige van dit geweld maar werd ook alleen achtergelaten met zijn ernstig gewonde moeder en daarna met zijn overleden moeder. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat de benadeelde partij door deze confrontaties een hevige emotionele schok heeft ervaren. Het zoontje is gediagnosticeerd met PTSS. De rechtbank acht het gevorderde bedrag billijk. Tot slot acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 20.000 aan immateriële schade als gevolg van aantasting in de persoon in de zin van lichamelijk letsel en een zeer ernstige schending van de persoonlijke levenssfeer, billijk. 04-12-2025
- Rechtbank Noord-Holland De man is betrokken geraakt bij een aanrijding. De man reed op een doorgaande weg, de andere bestuurder is vanaf een tankstation afgeslagen en heeft, volgens het proces-verbaal, de man over het hoofd gezien. Hij vordert in dit kort geding dat NN een voorschot op de schadevergoeding aan hem betaalt. Ten eerste oordeelt de voorzieningenrechter dat deze zaak zich leent voor een kort geding. De WAM-verzekeraar stelt dat er geen sprake is van een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten en dat het ongeval de klachten van de man niet verklaren. De man heeft ter onderbouwing van zijn klachten naar het medisch advies verwezen van de verzekeringsarts. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat dit advies geen geneeskundige behandelingsovereenkomst is aangezien de verzekeringsarts de man niet heeft gezien en alleen op basis van een dossierstudie een medisch advies heeft geschreven. Daarnaast heeft de medisch adviseur van de WAM-verzekeraar het advies van de verzekeringsarts voldoende betwist. De voorzieningenrechter stelt vast dat er alleen van de huisarts recente medische gegevens beschikbaar zijn. Deze beschikbare gegevens over de medische situatie van de man zijn voor de voorzieningenrechter onvoldoende om een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten vast te kunnen stellen. Daarbij oordeelt de voorzieningenrechter ook dat op basis van de omstandigheden niet aannemelijk is geworden dat er sprake is geweest van een ongeval met een dermate impact dat de klachten op zich kan verklaren. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de man af. De voorzieningenrechter oordeelt ook dat er een onderzoek moet komen door een deskundige die moet beoordelen welke klachten zijn veroorzaakt door het ongeval en tot welke beperking dat leidt. Partijen kunnen dat onderling regelen, maar de man kan zelf ook een voorlopig deskundigenonderzoek verzoeken. In het kort geding is geen plaats voor een nadere bewijslevering. 03-12-2025
- Rechtbank Gelderland De man heeft een kast bij de verkoper gekocht, de verkoper zou de kast maken en leveren. De verkoper en zijn echtgenote hebben de kast bij het huis van de man geleverd. Toen bleek dat de kast niet over de trap naar de eerste verdieping kon worden gebracht. Partijen hebben besloten gebruik te maken van het verhuisluik in de gevel op de eerste verdieping. Daarbij is de hulp ingeroepen van twee bouwvakkers, die in de buurt aan het werk waren. Door middel van een door verkoper aan de kast aangebrachte spanband is getracht de kast naar boven de trekken/duwen. Op zeker moment is de kast gevallen en op de voet van de man terechtgekomen. Hij heeft hierdoor letsel opgelopen. De man heeft de verkoper aansprakelijk gesteld. Omdat de door de man gestelde feiten en omstandigheden niet zijn betwist door de verkoper en de aangevoerde gronden het verzoek kunnen dragen, zal de verzochte verklaring voor recht worden toegewezen. 25-11-2025
- Rechtbank Noord-Holland De vrouw is betrokken geweest bij een verkeersongeval, waarbij zij in haar auto van achteren is aangereden door een vrachtwagen. De aansprakelijkheid voor het ontstaan van het ongeval is door de WAM-verzekeraar erkend. De vrouw heeft daarnaast ook in 1989, 2014 en 2019 letsel opgelopen door verschillende gebeurtenissen. De vrouw verzoekt de rechtbank om drie voorlopige deskundigenberichten te gelasten. De WAM-verzekeraars verzetten zich, zij voeren aan dat zij pas goed kunnen beoordelen of een voorlopig deskundigenonderzoek nodig is en – zo ja – welke vraagstelling aan de deskundige moet worden voorgelegd als zij over alle medische informatie beschikken. Ter zitting heeft de rechter met partijen besproken dat hij eerst een tussenbeschikking zal wijzen waarin de rechtbank een beslissing neemt over de vraag welke medische informatie door de vrouw verstrekt moet worden. De rechtbank oordeelt dat voor deze beoordeling een belangenafweging dient te worden gemaakt. De rechtbank sluit aan bij de Medische Paragraaf bij de Gedragscode Behandeling Letselschade van De Letselschade Raad. De rechtbank oordeelt dat de vrouw medische informatie beschikbaar moet stellen. De rechtbank kent daarbij gewicht toe aan het feit dat de vrouw aanspraak maakt op een omvangrijke schade, dat er sprake is van een complex dossier en dat het hier gaat om een breed scala aan klachten. Naar het oordeel van de rechtbank komt onder deze omstandigheden aan het belang van NN c.s. om inzage te verkrijgen in de medische voorgeschiedenis meer gewicht toe dan aan het belang van privacy van de vrouw. De rechtbank beveelt de vrouw om de medische informatie aan de WAM-verzekeraars te verstrekken. 21-11-2025
- Rechtbank Gelderland Strafrecht. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ten aanzien van zijn buren. Hierbij heeft verdachte zijn slachtoffers aangevallen met een samoeraizwaard. Door het handelen van verdachte ontstond de kans dat zijn buurman zou overlijden en ook zijn buurvrouw is bij de aanval zwaargewond geraakt. Beide slachtoffers hebben zich gevoegd als benadeelde partij. Naast dat zij beide vergoeding van de materiële schade vorderen, vorderen zij ook immateriële schade door het lichamelijk letsel dat zij hebben opgelopen. Het eerste slachtoffer heeft letsel aan de linker- en rechterarm, in het gezicht en aan de rug. Uit medische informatie blijkt dat het letsel aan de onderarmen zo ernstig was dat de onderarmen bijna moesten worden geamputeerd (‘near amputation’). Duidelijk is dat geen volledig herstel te verwachten is en dat sprake is van blijvend verlies in kracht, functionaliteit en sensibiliteit van beide armen. Volgens de medische stukken is het waarschijnlijk dat de benadeelde levenslang afhankelijk zal blijven van spalken en drukhandschoenen en dat hij blijvend ernstige beperkingen aan beide armen zal overhouden. Op de armen is uitgebreide littekenvorming. Ook in het gezicht is een zichtbaar litteken en op de rug is eveneens een litteken aanwezig. Voor het vaststellen van de immateriële schade zoekt de rechtbank aansluiting bij de Rotterdamse Schaal. De rechtbank acht dat het letsel tussen twee categorieën, a: zeer ernstig armletsel en b: middenzwaar armletsel, in zit. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag of een totaalbedrag van € 74.000 aan smartengeld passend is of dat er reden is dit bedrag naar boven of beneden bij te stellen. De rechtbank ziet grond het bedrag naar boven bij te stellen. Gelet op de aard, de ernst en de intensiteit van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in soortgelijke zaken toewijzen, is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 85.000 aan smartengeld redelijk en billijk is. Omtrent het tweede slachtoffer oordeelt de rechtbank dat het slachtoffer ernstig letsel aan haar linkerpols heeft opgelopen. De rechtbank oordeelt dat dit is te scharen onder categorie b ‘middelzwaar polsletsel’ van de Rotterdamse Schaal. Naast lichamelijk letsel, heeft de benadeelde als gevolg van het bewezen verklaarde ook geestelijk letsel in de vorm van een posttraumatische stressstoornis opgelopen zodat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. Gelet op de aard, de ernst en de ntensiteit van het feit acht de rechtbank de gevorderde immateriële schade van € 35.000 redelijk en billijk. 18-11-2025
- Rechtbank Gelderland De man heeft het slachtoffer met een mes in de arm, rug, rechterflank en in het rechtersleutelbeen gestoken. Als onbetwist staat ook vast dat de man daarmee een onrechtmatige daad tegenover het slachtoffer heeft gepleegd. De man meent echter dat er sprake is van eigen schuld en dat hij niet, althans slechts gedeeltelijk verplicht is de schade te vergoeden. Daartoe stelt hij dat partijen voorafgaand aan het geweldsincident vier dagen en nachten lang samen verschillende soorten drugs en alcohol hebben gebruikt en dat dit ertoe heeft geleid dat hij in een psychose is geraakt en het slachtoffer heeft aangevallen. De rechtbank oordeelt dat de man onvoldoende feiten of omstandigheden heeft gesteld die tot een eigenschuldverweer zouden kunnen leiden. Het enkele feit dat partijen ervoor gekozen hebben om samen langdurig gedrogeerd te zijn is onvoldoende. De rechtbank zal dan ook voor recht verklaren dat de man voor de volledige schade aansprakelijk is. 11-11-2025