Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u de nieuwe PS Updates aan.
Rechtspraak
In deze nieuwsbrief hebben wij een selectie opgenomen van de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief.
Verzoek tot benoemen revalidatiearts als deskundige afgewezen bij gebrek aan causaal verband.
In 2021 heeft een ongeluk plaatsgevonden. Een vrouw fietste langs een auto waarvan plotseling het portier werd opengeslagen. Zij klapte daardoor tegen de openslaande portier van de auto, kwam met haar elleboog tegen de scharnieren van de achterkant van een geparkeerd busje en viel daarna op de grond. De vrouw is als gevolg van het ongeval gewond geraakt aan haar elleboog. De WAM-verzekeraar heeft aansprakelijkheid erkend voor de gevolgen van het ongeval. Partijen hebben gezamenlijke een orthopedisch chirurg gevraagd de orthopedische gevolgen van het ongeval in kaart te brengen. Het rapport, daterend uit 2024, stelt het percentage van blijvende invaliditeit op orthopedisch vakgebied als gevolg van het ongeval op 2%. In januari 2025 heeft de WAM-verzekeraar de schade eenzijdig afgewikkeld. In totaal is er € 37.752,69 aan schade vergoed. De vrouw verzoekt nu de rechtbank om onder ander een revalidatiearts te benoemen. Zij stelt dat zij als gevolg van het ongeval nog steeds klachten ervaart en daardoor ook beperkingen. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw ten aanzien van door haar gestelde klachten aan haar bovenarm (nog) niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een causaal verband tussen de klachten en het ongeval. Daarvoor is niet enkel voldoende dat er sprake is van een blanco medische voorgeschiedenis. De vrouw heeft onvoldoende onderbouwd waarom een revalidatiearts de gestelde klachten aan haar bovenarm wel kan duiden of daar een beperking aan kan koppelen. Daar komt bij dat de vrouw voor de door haar genoemde klachten niet (meer) onder behandeling is van een arts. Los van de vraag of de zogenoemde whiplash-rechtspraak van toepassing is op deze situatie, geldt dan ook dat de klachten niet worden ondersteund door (recente) medische informatie van de behandeld artsen. Het verzoek wordt afgewezen (PS 2025-0620).
Rechtbank: ongeval volledig te wijten aan extreem gevaarlijke verkeersgedrag van motorrijder zelf.
Bodemzaak. In 2020 heeft een ongeval plaatsgevonden tussen een motor en een auto. De motorrijder vordert dat de rechtbank onder andere verklaart dat de WAM-verzekeraar van de auto gehouden is tot betaling van 100% van de door hem geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade ten gevolge van het verkeersongeval. De rechtbank stelt vast dat de motorrijder een zeer forse snelheidsovertreding heeft begaan. Uit de Verkeers Ongeval Analyse (VOA) blijkt dat de indicatieve snelheid van de motor op 97 tot 109 kilometer per uur is geschat, maar dat de werkelijk gereden snelheid beduidend hoger moet hebben gelegen. Bij een snelheid van meer dan 109 kilometer per uur heeft de motorrijder al meer dan twee keer zo hard gereden dan wettelijk toegestaan was op de weg. Er was sprake van een bochtige weg en er waren schaduwpartijen aanwezig op het deel van de weg waar de auto stond geparkeerd. Het staat voldoende vast dat deze omstandigheden invloed hebben gehad op het zicht dat zowel de autobestuurder als de motorrijder heeft gehad. Op grond van de VOA en de verklaring van de autobestuurder kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangenomen dat de autobestuurder de motorrijder van tevoren heeft zien aankomen, zoals de motorrijder tijdens de mondelinge behandeling heeft gesteld. De motorrijder reed, zoals hij zelf heeft verklaard, op een geleende racemotor met nieuwe banden. Tussen partijen staat vast dat eerst een (vet)laag van die nieuwe banden moet worden afgereden, voordat hard met een motor kan worden geremd. Hierdoor had hij geen mogelijkheid om abrupt te remmen. Hij droeg bovendien geen beschermende kleding en geen helm. Ten slotte heeft de motorrijder twee keer bewust gas bijgegeven omdat hij dacht dat de auto mogelijk een andere manoeuvre zou maken dan hij in gedachten had. Dit is zeer onverantwoordelijk en risicovol rijgedrag. De autobestuurder heeft in wezen geen verkeersfout gemaakt. De rechtbank kan zich in de gegeven omstandigheden en bij het zien van de camerabeelden voorstellen dat de bestuurder machteloos was, zoals hij heeft verklaard, en dat het allemaal zo snel is gegaan dat hij geen tijd heeft gehad om überhaupt (op tijd en adequaat) te reageren. De vorderingen van de motorrijder worden afgewezen (PS 2025-0621).
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl.
Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm & Armin Vorsselman
PS Updates
Hof
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht. Uitgaansgeweld. Veroordeling voor mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg, door slachtoffer een klap op zijn gezicht te geven waardoor deze een dubbele kaakbreuk heeft opgelopen. Het slachtoffer heeft zich gevoegd als benadeelde partij. Het is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden en als gevolg van het subsidiair bewezen verklaarde nu hij daardoor lichamelijk letsel heeft opgelopen. De benadeelde partij heeft ter zitting toegelicht nog steeds pijnklachten en beperkingen te ondervinden. Gelet op de indicatiebedragen voor immateriële schade, zoals die volgen uit ‘de Rotterdamse Schaal’, in geval van een complexe breuk in de kaak met blijvende gevolgen ter hoogte van € 12.000 tot € 21.000, komt het hof de door de benadeelde partij gevorderde immateriële schadevergoeding van € 14.000 billijk voor. 27-11-2025
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Hoger beroep. Een aangesproken verzekeraar heeft niet binnen de vervaltermijnen van de facturen van het door het slachtoffer ingeschakelde letselschadekantoor gemotiveerd geprotesteerd tegen de gevorderde kosten van rechtsbijstand. Het hof oordeelt dat de verzekeraar niet het recht heeft verloren om een beroep te doen op de vermeende onredelijkheid van die kosten. Er is geen sprake van een schending van de klachtplicht (deze geldt niet in de verhouding), geen rechtsverwerking of strijd met de redelijkheid en billijkheid. De gemaakte kosten van de rechtsbijstand zijn naar hun omvang niet redelijk gelet op de gehanteerde uurtarieven (€ 220 of € 230) van de letselschadebehandelaar. Bij het vaststellen van een redelijk uurtarief kijkt het hof naar de achtergrond van de belangenbehartiger. De belangenbehartiger is weliswaar academisch geschoold in het aansprakelijkheidsrecht en heeft ruime ervaring in het personenschaderecht, maar hij is geen advocaat en (dus) geen lid van de Vereniging voor Letselschade Advocaten (LSA). Bovendien was de belangenbehartiger in de betreffende periode nog niet geregistreerd als NIVRE-expert. Daar komt bij dat het letselschadekantoor in die periode (nog) geen keurmerkhouder was van het Nationaal Keurmerk Letselschade (NKL) en (dus) ook geen lid van de Nederlandse Letselschade Experts (NLE). Dit brengt mee dat de binnen de advocatuur, het NIVRE, het NKL en/of de NLE gehanteerde kwaliteits-, ervarings- en opleidingseisen en beroeps- en gedragsregels in deze periode niet van toepassing waren voor het letselschadekantoor en de aldaar werkzame belangenbehartiger. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat een uurtarief van € 150 een redelijk tarief is voor de juridische werkzaamheden die de belangenbehartiger heeft verricht. 21-10-2025
Rechtbank
- Rechtbank Den Haag Strafrecht. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord en verboden wapenbezit. Er was sprake van een schietincident, waarbij de verdachte meermaals op het slachtoffer heeft geschoten. De weduwe van het overleden slachtoffer vordert vergoeding van gederfd levensonderhoud tot een bedrag van € 441.524. Ter onderbouwing van haar vordering heeft haar raadsvrouw een schadeberekening van het Nederlands Rekencentrum Letselschade (NRL) overgelegd. De rechtbank heeft aanleiding gezien om eigen onderzoek te verrichten naar de toewijsbaarheid van de vordering ten aanzien van het gederfde levensonderhoud. Gelet op het onderzoek van de rechtbank kan de berekening van het NRL de vordering ten aanzien van het gederfde levensonderhoud niet geheel dragen. Wel is op grond van de berekening van het NRL en de onderliggende stukken duidelijk dat er in ieder geval sprake is van fors gederfd levensonderhoud bij de benadeelde partij. Het voorgaande maakt dat de rechtbank het gederfde levensonderhoud vaststelt op € 250.000, de vordering tot dat bedrag zal toewijzen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering wegens een onevenredige belasting van het strafgeding. Voor zover de benadeelde partij in de onderhavige procedure niet in haar vordering kan worden ontvangen, kan zij deze aanbrengen bij de burgerlijke rechter. De weduwe krijgt affectieschade conform het Besluit vergoeding affectieschade vergoed. Daarnaast krijgt zij € 30.000 aan shockschade toegekend. Zij is direct geconfronteerd met de ernstige gevolgen van het bewezen verklaarde feit, de moord op haar echtgenoot. De benadeelde partij heeft de schoten op haar echtgenoot gehoord, heeft direct daarna zijn ontzielde lichaam op straat aangetroffen en heeft het letsel moeten aanschouwen. Dit heeft bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok teweeggebracht. De benadeelde partij heeft voldoende onderbouwd dat dit heeft geleid tot geestelijk letsel in de vorm van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, te weten een depressieve stoornis. De zoon van het overleden slachtoffer krijgt ook zijn affectieschade conform het Besluit vergoeding affectieschade vergoed en € 30.000 aan shockschade toegekend. Hij heeft gezien dat zijn vader voor zijn ogen werd doodgeschoten. Dit heeft bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok teweeggebracht. De benadeelde partij heeft voldoende onderbouwd dat dit heeft geleid tot geestelijk letsel in de vorm van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, te weten een posttraumatische stressstoornis. Een andere zoon van het overleden slachtoffer krijgt € 7.500 aan gederfd levensonderhoud toegekend en affectieschade conform het Besluit vergoeding affectieschade. De dochter van het overleden slachtoffer krijgt € 73.000 aan gederfd levensonderhoud toegekend en affectieschade conform het Besluit vergoeding affectieschade. 03-12-2025
- Rechtbank Gelderland Strafrecht. De rechtbank veroordeelt een 61-jarige man tot een gevangenisstraf van zestien jaar voor het jarenlang seksueel misbruiken en het in vereniging mishandelen van zijn vier dochters. De door de slachtoffers beschreven situaties gaan ieders voorstellingsvermogen te boven en gaan door merg en been. Drie dochters hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Bij alle drie is er volgens de rechtbank sprake van aantasting in de persoon. De eerste zus krijgt een bedrag van in totaal € 42.500: € 35.000 in verband met het seksueel misbruik en € 7.500 in verband met de mishandelingen. De rechtbank stelt vast dat de tweede zus daarnaast geestelijk letsel heeft opgelopen in de vorm van PTSS, een angst- en een gedragsstoornis. Zij krijgt in totaal € 36.000: € 28.500 in verband met het seksueel misbruik en een bedrag van € 7.500 in verband met de mishandelingen. De derde zus heeft ook geestelijk letsel opgelopen in de vorm van (onder meer) PTSS. Zij krijgt in totaal € 42.500: € 35.000 in verband met het seksueel misbruik en € 7.500 in verband met de mishandelingen. 01-12-2025
- Rechtbank Overijssel Een vrouw heeft in 2025 een permanente make-upbehandeling laten uitvoeren, bestaande uit het tatoeëren van de wenkbrauwen. De vrouw heeft enkele dagen later weten dat zij niet tevreden was over het resultaat van de behandeling. Het bedrijf heeft de vrouw removerbehandelingen aangeboden. De vrouw heeft een removerbehandeling gehad. De vrouw vordert nu dat het bedrijf wordt veroordeeld om aan haar een bedrag van € 1.075,90 te betalen. De kantonrechter komt tot het oordeel dat het bedrijf in dit geval niet tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. Partijen zijn het erover eens dat het resultaat na de eerste behandeling niet naar wens was. Het feit dat meerdere removerbehandelingen nodig zouden zijn betekent niet dat het bedrijf is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst of dat zij geen deugdelijk ‘herstel’ heeft aangeboden. De vrouw had het bedrijf de gelegenheid moeten geven om de removerbehandeling af te ronden. De vrouw heeft gesteld dat het bedrijf een litteken zou hebben veroorzaakt met de removerbehandeling. Het bedrijf heeft echter voldoende gemotiveerd dat er door de removerbehandeling korstjes ontstaan. Feit van algemene bekendheid is dat de huid na de vorming en het loslaten van een korstje nog niet direct volledig is hersteld. Gelet op de korte tijd tussen de laatste behandeling en de foto’s die de vrouw heeft overgelegd in deze procedure kan dan ook nog niet worden geconcludeerd dat de removerbehandeling een litteken heeft veroorzaakt. Mocht het bedrijf dus tijdens de eerste behandeling al zijn tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst, dan geldt dat zij deugdelijke herstelbehandelingen heeft aangeboden en dat de vrouw het bedrijf niet de kans heeft gegeven tot volledig herstel over te gaan. Dat betekent dat het bedrijf niet in verzuim is geraakt. 28-11-2025
- Rechtbank Rotterdam In 2019 heeft een kettingbotsing plaatsgevonden. Een vrouw heeft hierbij letselschade geleden. Volgens haar heeft de bestuurder van een Mercedes een verkeersfout gemaakt. De rechtbank is het hiermee eens. De bestuurder van de Mercedes heeft onrechtmatig gehandeld door plotseling naar rechts te gaan en in te voegen zonder het verkeer op die rijstrook voor te laten gaan. De WAM-verzekeraar van de Mercedes is aansprakelijk voor de veroorzaakte schade. Een Toyota is achter op de personenauto van de vrouw gereden. De rechtbank overweegt dat een verkeersdeelnemer voldoende afstand moet houden om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand die vrij is ten opzichte van zijn voorganger. Er zijn bijkomende omstandigheden die ertoe leiden dat de rechtbank van mening is dat de Toyota artikel 19 RVV niet in acht heeft genomen. Mogelijk is het juist dat de botsing slechts is ontstaan en veroorzaakt door het gedrag van de bestuurder van de Mercedes, maar dat dient in overleg of in een procedure tussen de verschillende WAM-verzekeraars te worden uitgemaakt. Het maakt, ook indien juist, niet dat de WAM-verzekeraar van de Toyota niet aansprakelijk zou zijn jegens de vrouw. De WAM-verzekeraar van de Toyota is aansprakelijk voor de schade vanwege deze achteropaanrijding. 26-11-2025
- Rechtbank Noord-Holland In 2021 heeft een ongeluk plaatsgevonden. Een vrouw fietste langs een auto waarvan plotseling het portier werd opengeslagen. Zij klapte daardoor tegen de openslaande portier van de auto, kwam met haar elleboog tegen de scharnieren van de achterkant van een geparkeerd busje en viel daarna op de grond. De vrouw is als gevolg van het ongeval gewond geraakt aan haar elleboog. De WAM-verzekeraar heeft aansprakelijkheid erkend voor de gevolgen van het ongeval. Partijen hebben gezamenlijke een orthopedisch chirurg gevraagd de orthopedische gevolgen van het ongeval in kaart te brengen. Het rapport, daterend uit 2024, stelt het percentage van blijvende invaliditeit op orthopedisch vakgebied als gevolg van het ongeval op 2%. In januari 2025 heeft de WAM-verzekeraar de schade eenzijdig afgewikkeld. In totaal is er € 37.752,69 aan schade vergoed. De vrouw verzoekt nu de rechtbank om onder ander een revalidatiearts te benoemen. Zij stelt dat zij als gevolg van het ongeval nog steeds klachten ervaart en daardoor ook beperkingen. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw ten aanzien van door haar gestelde klachten aan haar bovenarm (nog) niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een causaal verband tussen de klachten en het ongeval. Daarvoor is niet enkel voldoende dat er sprake is van een blanco medische voorgeschiedenis. De vrouw heeft onvoldoende onderbouwd waarom een revalidatiearts de gestelde klachten aan haar bovenarm wel kan duiden of daar een beperking aan kan koppelen. Daar komt bij dat de vrouw voor de door haar genoemde klachten niet (meer) onder behandeling is van een arts. Los van de vraag of de zogenoemde whiplash-rechtspraak van toepassing is op deze situatie, geldt dan ook dat de klachten niet worden ondersteund door (recente) medische informatie van de behandeld artsen. Het verzoek wordt afgewezen. 26-11-2025
- Rechtbank Noord-Holland Verzoekschriftprocedure. Een verzekeraar wil dat de politie de gegevens die naar aanleiding van het overlijden van een verzekerde zijn opgemaakt beschikbaar stelt om de oorzaak van het overlijden van haar verzekerde, welke oorzaak niet vaststaat, te achterhalen. Het is volgens haar de enige manier waarop objectief kan worden vastgesteld onder welke omstandigheden haar verzekerde is overleden. De verzekeraar vermoedt dat de verzekerde door zelfdoding om het leven is gekomen. Als dit het geval is kan zij zich beroepen op de uitsluitingsclausule van de overlijdensrisicoverzekering. De politie verzet zich tegen dit verzoek. De rechtbank wijst het verzoek af omdat er gewichtige redenen bestaan die zich verzetten tegen toewijzing van deze voorlopige bewijsverrichting. 10-11-2025
- Rechtbank Noord-Holland In 2018 heeft een man een (SL repair) operatie aan zijn rechterhand ondergaan in een ziekenhuis. Na de operatie werd bij hem pseudoartrose geconstateerd en een collaps van de fractuur. Dit heeft geleid tot beperkingen in het gebruik van zijn rechterhand. De man heeft het ziekenhuis aansprakelijk gesteld. Het ziekenhuis en haar aansprakelijkheidsverzekeraar hebben aansprakelijkheid afgewezen. De man verzoekt nu dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht beveelt. Partijen hebben zich uitgelaten over de opgestelde kostenindicatie. Zij zijn hiermee akkoord en nemen ieder de helft van de kosten voor hun rekening. De rechtbank benoemt de deskundige. 30-10-2025
- Rechtbank Limburg Bodemzaak. In 2020 heeft een ongeval plaatsgevonden tussen een motor en een auto. De motorrijder vordert dat de rechtbank onder andere verklaart dat de WAM-verzekeraar van de auto gehouden is tot betaling van 100% van de door hem geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade ten gevolge van het verkeersongeval. De rechtbank stelt vast dat de motorrijder een zeer forse snelheidsovertreding heeft begaan. Uit de Verkeers Ongeval Analyse (VOA) blijkt dat de indicatieve snelheid van de motor op 97 tot 109 kilometer per uur is geschat, maar dat de werkelijk gereden snelheid beduidend hoger moet hebben gelegen. Bij een snelheid van meer dan 109 kilometer per uur heeft de motorrijder al meer dan twee keer zo hard gereden dan wettelijk toegestaan was op de weg. Er was sprake van een bochtige weg en er waren schaduwpartijen aanwezig op het deel van de weg waar de auto stond geparkeerd. Het staat voldoende vast dat deze omstandigheden invloed hebben gehad op het zicht dat zowel de autobestuurder als de motorrijder heeft gehad. Op grond van de VOA en de verklaring van de autobestuurder kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangenomen dat de autobestuurder de motorrijder van tevoren heeft zien aankomen, zoals de motorrijder tijdens de mondelinge behandeling heeft gesteld. De motorrijder reed, zoals hij zelf heeft verklaard, op een geleende racemotor met nieuwe banden. Tussen partijen staat vast dat eerst een (vet)laag van die nieuwe banden moet worden afgereden, voordat hard met een motor kan worden geremd. Hierdoor had hij geen mogelijkheid om abrupt te remmen. Hij droeg bovendien geen beschermende kleding en geen helm. Ten slotte heeft de motorrijder twee keer bewust gas bijgegeven omdat hij dacht dat de auto mogelijk een andere manoeuvre zou maken dan hij in gedachten had. Dit is zeer onverantwoordelijk en risicovol rijgedrag. De autobestuurder heeft in wezen geen verkeersfout gemaakt. De rechtbank kan zich in de gegeven omstandigheden en bij het zien van de camerabeelden voorstellen dat de bestuurder machteloos was, zoals hij heeft verklaard, en dat het allemaal zo snel is gegaan dat hij geen tijd heeft gehad om überhaupt (op tijd en adequaat) te reageren. De vorderingen van de motorrijder worden afgewezen. 01-10-2025
- Rechtbank Noord-Holland In 2018 heeft een man een (SL repair) operatie aan zijn rechterhand ondergaan in een ziekenhuis. Na de operatie werd bij hem pseudoartrose geconstateerd en een collaps van de fractuur. Dit heeft geleid tot beperkingen in het gebruik van zijn rechterhand. De man heeft het ziekenhuis aansprakelijk gesteld. Het ziekenhuis en haar aansprakelijkheidsverzekeraar hebben aansprakelijkheid afgewezen. De man verzoekt nu dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht beveelt. Na een tussenbeschikking hebben partijen zich uitgelaten over de te benoemen deskundige. Partijen kunnen het nog steeds niet eens worden en voeren bezwaren aan tegen elkaars voorgestelde deskundigen. De rechtbank heeft daarom besloten zelf een deskundige aan te schrijven. De deskundige die is aangeschreven heeft ervaring met de SL repair operatie, maakt geen onderdeel uit van de intervisiegroep en is bereid om het deskundigenonderzoek te verrichten. De partijen krijgen de gelegenheid om zich uit te laten over de opgestelde kostenindicatie. 11-09-2025
- Rechtbank Noord-Holland In 2018 heeft een man een (SL repair) operatie aan zijn rechterhand ondergaan in een ziekenhuis. Na de operatie werd bij hem pseudoartrose geconstateerd en een collaps van de fractuur. Dit heeft geleid tot beperkingen in het gebruik van zijn rechterhand. De man heeft het ziekenhuis aansprakelijk gesteld. Het ziekenhuis en haar aansprakelijkheidsverzekeraar hebben aansprakelijkheid afgewezen. De man verzoekt nu dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht beveelt. Het ziekenhuis en haar aansprakelijkheidsverzekeraar hebben aangegeven dat zij geen bezwaar hebben tegen de benoeming van een deskundige. Partijen hebben ter zitting ingestemd met het benoemen van een orthopedisch deskundige met handchirurgie als aandachtsgebied. Deze deskundige heeft echter aangegeven dat zij zich door het feit dat zij in dezelfde intervisiegroep zit als de medisch adviseur van de man zich niet vrij voelt om de zaak aan te nemen. Partijen kunnen het niet eens worden over de andere genoemde mogelijke deskundigen. De rechtbank stelt partijen in de gelegenheid om zich nader uit te laten over een mogelijk te benoemen deskundige. 17-04-2025