Naar boven ↑

Update

Nummer 37, 2025
Uitspraken van 21 oktober 2025 tot 27 oktober 2025
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u de nieuwe PS Updates aan. 

Rechtspraak
In deze nieuwsbrief hebben wij een selectie opgenomen van de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. 

Rechtbank slaat acht op Rotterdamse Schaal bij bepalen van immateriële schadevergoeding voor slachtoffer van ontucht.
Strafrecht. De verdachte wordt veroordeeld voor het plegen van ontucht met zijn minderjarige dochter. De dochter heeft zich via haar wettelijke vertegenwoordiger (haar moeder) als benadeelde partij in het geding gevoegd. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is vast komen te staan dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde – het door de verdachte plegen van ontuchtige handelingen jegens de benadeelde partij – rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Het meisje is nadien onder behandeling geweest en er is sprake van een posttraumatische stressstoornis. Onder deze omstandigheden is sprake van een zodanig ernstige normschending dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze. De gevorderde € 4.275,22 aan immateriële schadevergoeding wordt geheel toegekend. Hierbij heeft de rechtbank onder andere acht geslagen op de zogenoemde ‘Rotterdamse Schaal’, waar ook de benadeelde partij naar heeft verwezen (PS 2025-0550).

Hof slaat acht op Rotterdamse Schaal bij het bepalen van immateriële schadevergoeding voor slachtoffer zedenfeit.
Strafrecht. Bevestiging, onder aanvulling en verbetering van de gronden, behalve voor wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het subsidiair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Naast dat de benadeelde partij heeft onderbouwd geestelijk letsel te hebben opgelopen (PTSS), brengen ook de aard en de ernst van de normschending mee dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon in de zin van artikel 6:106 sub b BW kan worden aangenomen. Ter terechtzitting van het hof is namens de benadeelde partij meegedeeld dat zij nog steeds psychische en lichamelijke klachten ondervindt als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte. Gelet op alle omstandigheden van het geval stelt het hof de immateriële schadevergoeding naar billijkheid vast op een bedrag van € 10.000. Hierbij heeft het hof onder andere acht geslagen op de ‘Rotterdamse Schaal’, in het bijzonder op de bandbreedte van smartengeldbedragen in het geval dat bij de benadeelde partij PTSS is gediagnosticeerd (PS 2025-0551).

Vordering benadeelde partij niet-ontvankelijk vanwege anonieme vordering (ontbreken naam en geboortedatum).
Strafrecht. De verdachte heeft zich gedurende zijn behandeling in de tbs-kliniek schuldig gemaakt aan meerdere zeer ernstige bedreigingen ten overstaan van de medewerkers van de kliniek, waarbij hij een van de medewerkers ook heeft mishandeld. Een benadeelde partij heeft zich gevoegd en een geheel anonieme vordering tot schadevergoeding ingediend. Zowel in het proces-verbaal als in de vordering en in de stukken die ter onderbouwing zijn overgelegd zijn de naam en geboortedatum niet vermeld respectievelijk weggehaald, waardoor niet kan worden vastgesteld of de benadeelde partij dezelfde is als het slachtoffer van de bedreiging en de mishandeling, noch of de in de vordering vermelde schade ook daadwerkelijk is geleden door de benadeelde partij en evenmin of de schade rechtstreeks is toegebracht door de bewezen verklaarde gedragingen. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering (PS 2025-0554).

Zorgplicht van de Staat jegens gedetineerden strekt zich niet uit tot bescherming van de belangen van derden tegen het verlies van de mogelijkheid om in de strafzaak van een gedetineerde schadevergoeding te vorderen.
Een vrouw is in 2021 door haar partner om het leven gebracht. De partner heeft tijdens zijn detentie (voorlopige hechtenis) een einde aan zijn leven gemaakt. De ouders van de vrouw houden de Staat hiervoor verantwoordelijk. Omdat het openbaar ministerie de man niet meer strafrechtelijk heeft kunnen vervolgen, hebben de ouders zich niet als benadeelde partij kunnen voegen in de strafzaak tegen hem en hebben zij hun schade (shockschade, affectieschade en overlijdensschade) niet binnen het strafproces kunnen verhalen. Zij spreken daarom nu de Staat aan. De Staat voert verweer. Volgens de Staat strekt de norm die volgens de ouders zou zijn geschonden (de zorgplicht jegens een gedetineerde) niet tot bescherming tegen de schade die de ouders hebben geleden. Ten tweede is er volgens de Staat geen sprake van een causaal verband tussen de aan de Staat verweten gedraging en de door de ouders gestelde schade. Tot slot stelt de Staat zich op het standpunt dat hij niet tekortgeschoten is in de zorg voor de verdachte. De rechtbank overweegt dat de zorgplicht van de Staat jegens gedetineerden zich niet uitstrekt tot bescherming van de belangen van derden tegen het verlies van de mogelijkheid om in de strafzaak van een gedetineerde schadevergoeding te vorderen. Zij overweegt hiertoe dat de zorgplicht van de Staat jegens gedetineerden en de plicht van de Staat om een opgelegde detentie daadwerkelijk uit te voeren twee verschillende van elkaar te onderscheiden normen zijn met ieder een eigen doel en strekking. Dat de tenuitvoerlegging van een voorlopige hechtenis (onder meer) tot doel heeft te waarborgen dat er een strafproces plaatsvindt waarin ook slachtoffers en nabestaanden van die slachtoffers zich kunnen voegen, maakt niet dat de zorg voor gedetineerden binnen die voorlopige hechtenis ook dat doel heeft. Laatstgenoemde zorgplicht ziet op bescherming van het leven en de gezondheid van de gedetineerde. Daarmee staat het bepaalde in artikel 6:163 BW in de weg aan toewijzing van de vorderingen van de ouders van het slachtoffer (PS 2025-0549).

Literatuur
Hier vindt u het overzicht van de literatuur die sinds de vorige nieuwsbrief is verschenen.

Y. Bosschaart, annotatie JA bij: ‘Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 22 juli 2025, nr. 200.342.357_01, ECLI:NL:GHSHE:2025:2043’, JA 2025/124 (Voorzorgsbeginsel. Onzekere risico’s. Plausibel vermoeden)

Y. Bosschaart, annotatie JA bij: ‘Rechtbank Den Haag 23 juli 2025, nr. C/09/671001 / HA ZA 24-695, ECLI:NL:RBDHA:2025:13057’, JA 2025/129 (Voorzorgbeginsel. Onzekere risico’s. Plausibel vermoeden)

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl.

Met vriendelijke groet,

Ilona van der Zalm & Armin Vorsselman 
PS Updates

Hof

Rechtbank