Naar boven ↑

Update

Nummer 35, 2025
Uitspraken van 7 oktober 2025 tot 13 oktober 2025
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u de nieuwe PS Updates aan. 

Rechtspraak
In deze nieuwsbrief hebben wij een selectie opgenomen van de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. 

Inzage medisch dossier zoon die zelfmoord pleegde tijdens detentie: zwaarwegend belang aannemelijk gemaakt.
Een man heeft tijdens zijn detentie in het Juridisch Centrum Zaanstad (JCZ) zelfmoord gepleegd. De vader van de man vordert in deze procedure inzage in het medisch dossier van zijn zoon. JCZ heeft die inzage geweigerd met een beroep op het medisch beroepsgeheim. Deze zaak draait om de vraag of er op grond van artikel 7:458a lid 1 BW redenen zijn om een uitzondering op dat beroepsgeheim te maken. De kortgedingrechter van de rechtbank heeft de vordering van de vader afgewezen, maar het hof geeft de vader gelijk. Het hof is van oordeel dat de vader met zijn argumenten het zwaarwegende belang bij inzage voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Hierbij neemt het hof onder andere in aanmerking dat het voor JCZ duidelijk was dat de zoon zeer kwetsbaar was, het niet duidelijk is hoe uitgebreid de psychiater met de zoon heeft gesproken en of hij/zij het suïciderisico zelfstandig (opnieuw) heeft ingeschat, dan wel grotendeels is gevaren op de methodische inschatting van vrijdagavond en het feit dat het de eerste detentie was voor de zoon en het voorzienbaar was dat dit een zeer grote impact zou hebben. Het hof stelt dat het zo direct en abrupt en zo volledig afschalen bij een zo kwetsbare jongeman – mede gelet op de rechtspraak rond artikel 2 EVRM – meerdere reële vragen oproept, zozeer dat het hof tot de conclusie komt dat de vader het vermoeden dat het risico verkeerd is ingeschat en/of dat ten onrechte geen voorzorgsmaatregelen zijn genomen, voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Het is in dit geval niet nodig om de inzage te beperken tot een bepaald deel van het dossier: de vader heeft recht op inzage van het volledige medische dossier van het JCZ met betrekking tot het verblijf van zijn zoon aldaar. Het hof benadrukt dat het voorgaande níét betekent dat er een medische fout is gemaakt, respectievelijk dat er is gehandeld in strijd met artikel 2 EVRM. Het is mogelijk dat uit het medisch dossier zal blijken dat dit niet het geval is (PS 2025-0525).

Geschil over kosten deskundigenonderzoek: beroep op aanbeveling 23 GOMA slaagt niet.
Een man stelt dat een ziekenhuis medisch onzorgvuldig gehandeld heeft door zijn operatie aan de bicepspees te lang uit te stellen, de onzorgvuldigheid van de chirurg tijdens de operatie en door aan hem niet eerder een antibioticum te geven. De man wenst een onderzoek door een onafhankelijk deskundige om nadere duidelijkheid te krijgen over het medisch handelen van het ziekenhuis. Tussen partijen is niet in geschil dat de man in de gegeven omstandigheden recht heeft op en belang heeft bij een voorlopig deskundigenbericht over de vraag of het ziekenhuis medisch verwijtbaar jegens hem heeft gehandeld. Het verzoek kan dan ook worden toegewezen. Partijen hebben overeenstemming bereikt over de deskundige. Ook over de aan de door de deskundige te stellen vragen zijn partijen het eens. Wel is in geschil wie het voorschot op de kosten van het deskundigenonderzoek moet voldoen. Volgens de man moeten de kosten door partijen elk voor de helft worden gedragen zoals bij een onderzoek op grond van aanbeveling 23 GOMA. Het ziekenhuis is het hier niet mee eens. Zij voert aan dat in deze procedure uitgangspunt is dat de verzoekende partij het voorschot betaalt en dat er geen grond is daarvan af te wijken. In dat verband wijst het ziekenhuis erop dat niet vaststaat dat er een fout is gemaakt en zij aansprakelijk is. Het ziekenhuis betwist ook dat dit een geval is waarin volgens de GOMA een expertise moet worden gevraagd; daarvoor waren de verwijten van de man kort gezegd te weinig uitgekristalliseerd en te weinig onderbouwd. De rechtbank volgt de man niet in zijn betoog dat bij de beslissing over de vraag wie (het voorschot op) de kosten van de deskundige moet betalen, aangesloten moet worden bij aanbeveling 23 GOMA. Ook als het zo zou zijn dat in dit geval een expertise op grond van 23 GOMA aangewezen was, betekent dat niet zonder meer dat in deze procedure de kosten ook voor de helft voor rekening van het ziekenhuis komen. Het ziekenhuis heeft terecht aangevoerd dat de GOMA juist ziet op het buitengerechtelijke traject waarbij rechtsbijstand door een advocaat niet nodig is en proceskosten worden voorkomen. De rechtbank is het overigens ook niet met de man eens dat in dit geval sprake is van een situatie waarin op grond van de gedragscode een expertise had moeten worden gevraagd. Zoals door het ziekenhuis toegelicht is een expertise op grond van aanbeveling 23 GOMA aan de orde bij een geschil met (medisch onderbouwde) standpunten van beide partijen over een of meer aspecten van de medische behandeling, waarover een expert de doorslag kan geven. Dat betekent dat in beginsel mag worden verwacht dat de discussie al is toegespitst op een of meer concrete punten waarover de medisch adviseurs over en weer tot verschillenede conclusies komen, ook nadat zij kennis hebben genomen van elkaars standpunten. Daarvan was in dit geval geen sprake. Omdat nog niet duidelijk is dat het ziekenhuis een fout heeft gemaakt ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van de hiervoor genoemde hoofdregel. Omdat de man met een toevoeging procedeert, geldt echter dat het voorschot op de kosten van de deskundige door de griffier zal worden betaald aan de deskundige ten laste van ’s Rijks kas en dat dit bedrag voorlopig in debet zal worden gesteld (PS 2025-0522).

€ 80.000 aan immateriële schadevergoeding voor slachtoffer die nagenoeg blind is geworden door rituele Surinaamse wassing.
Strafrecht. Rituele wassing naar Surinaams geloof van dochter omdat de vader dacht dat een ‘Winti’ (een kwade geest) in zijn dochter was gekomen. Het slachtoffer is nagenoeg blind geworden door het gieten van water, peper en ammoniak in beide ogen door de geestelijk verzorger die haar vader had ingeschakeld. De geestelijk verzorger wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden. Het slachtoffer vordert € 100.000 aan immateriële schade. Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 80.000. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van dat deel van de vordering thans ontbreken. Nader onderzoek naar de gegrondheid van dat deel van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Vermeerdering vordering affectieschade in hoger beroep niet mogelijk.
Strafrecht. Het hof veroordeelt een 49-jarige man tot vierentwintig jaar gevangenisstraf voor de liquidatie van een man in Zwolle op oudejaarsavond in 2019 en het bezit van een grote hoeveelheid (automatische) vuurwapens met munitie en handgranaten. De zoon van het slachtoffer vordert vergoeding van schokschade en affectieschade. Het hof stelt vast dat bij de zoon een hevige emotionele schok is teweeggebracht doordat hij naar de plaats delict is gegaan en daar getuige is geweest van het feit dat zijn vader het dodelijke slachtoffer was. Zichtbaar geëmotioneerd en schreeuwend om zijn vader is de benadeelde partij door de politie van de plaats delict weggehaald en naar het politiebureau gebracht. Aldaar is hij geconfronteerd met een foto van zijn overleden vader. Dat heeft tot geleid tot geestelijk letsel, te weten een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Deze diagnose is gesteld door een psycholoog. Het hof is hierdoor van oordeel dat sprake is van een hevige emotionele schok bij de zoon die teweeg is gebracht door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen van het ten laste gelegde. De zoon krijgt € 25.000 aan schokschade toegekend. De gevorderde € 15.000 aan affectieschade in eerste aanleg wordt toegekend. Voor zover de advocaat van de benadeelde partij de vordering affectieschade in haar toelichting in hoger beroep heeft willen verhogen tot € 17.500 miskent zij dat de vordering in hoger beroep op grond van de wet niet meer kan worden verhoogd (PS 2025-0529).

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl.

Met vriendelijke groet,

Ilona van der Zalm & Armin Vorsselman 
PS Updates

Hof

Rechtbank