Naar boven ↑

Update

Nummer 31, 2025
Uitspraken van 9 september 2025 tot 15 september 2025
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u de nieuwe PS Updates aan. 

Rechtspraak
In deze nieuwsbrief hebben wij een selectie opgenomen van de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. 

Verstopte afvoer maakt weg gebrekkig, maar Rijkswaterstaat niet aansprakelijk vanwege het treffen van voldoende maatregelen.
In 2023 is een vrouw betrokken geweest bij een eenzijdig auto-ongeval toen zij onder een aquaduct door reed waar water op het wegdek stond. De vrouw vordert een verklaring voor recht dat Rijkswaterstaat aansprakelijk is voor het ongeval. Volgens de vrouw was de weg op het moment van het ongeval gebrekkig in de zin van artikel 6:174 BW. Rijkswaterstaat, die al voor het ongeval op de hoogte was van de waterstand, zou onvoldoende maatregelen hebben genomen. Rijkswaterstaat betwist dat de weg gebrekkig was. Verder heeft Rijkswaterstaat aangevoerd dat zij voldoende maatregelen heeft getroffen. Op het moment van het ongeval gold al een snelheidsbeperking van 70 km/u die zichtbaar was op de matrixborden boven de weg. Daarnaast heeft Rijkswaterstaat direct een weginspecteur ter plaatse gestuurd. De kantonrechter overweegt dat vaststaat dat ten tijde van het ongeval sprake was van een aanzienlijke waterstand op het wegdek. Niet in geschil is dat de afvoer bij het desbetreffende weggedeelte verstopt was. Hierdoor is de wateroverlast op het wegdek ontstaan. De kantonrechter is van oordeel dat dit te kwalificeren is als een gebrek aan de weg. Vervolgens is de vraag of Rijkswaterstaat, als beheerder van die weg, afdoende adequate maatregelen heeft genomen om weggebruikers te waarschuwen hun rijgedrag aan te passen aan de situatie van wateroverlast op het wegdek onder het aquaduct. De kantonrechter is van oordeel dat de maatregelen voldoende zijn geweest. Ondanks dat de vrouw heeft gesteld te zijn verrast door de hoeveelheid water op het wegdek, was zij voorafgaand aan het ongeval voldoende gewaarschuwd voor een bijzondere verkeerssituatie ter plaatse door de zichtbare snelheidsbeperking op de matrixborden. Daarbij komt dat de vrouw zelf ook verklaard heeft dat het slecht weer was en het zicht beperkt waardoor zij (extra) oplettend diende te zijn. De vrouw heeft daarmee voldoende gelegenheid gehad om te anticiperen en haar rijgedrag aan te passen. Dat de waarschuwing niet het gewenste effect heeft gehad, brengt nog niet als vanzelfsprekend mee dat daarom Rijkswaterstaat aansprakelijk is. De gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen (PS 2025-0468).

Benoeming van neuropsycholoog en verzekeringsarts: niet afhankelijk van uitkomst onderzoek en mening neuroloog.
In 2019 is een vrouw betrokken geraakt bij een achteropaanrijding. De WAM-verzekeraar van het voertuig dat haar heeft aangereden heeft aansprakelijkheid erkend. Partijen zijn het er niet over eens of de huidige klachten van de vrouw het gevolg zijn van het verkeersongeval. De vrouw verzoekt dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht beveelt en verzoekt een neuroloog, neuropsycholoog en een verzekeringsarts als deskundigen te benoemen. De WAM-verzekeraar verzet zich niet tegen het benoemen van de neuroloog, maar wel tegen het benoemen van een neuropsycholoog en verzekeringsarts. De WAM-verzekeraar vindt dat de neuroloog moet bepalen of een neuropsychologisch onderzoek moet plaatsvinden. Ook vindt zij het benoemen van een verzekeringsarts prematuur. Verder maakt de WAM-verzekeraar geen bezwaar tegen het voorleggen van de IWMD-vraagstelling aan de deskundigen, maar zij verzoekt wel om een aanvullende vraag voor te leggen aan de neuroloog. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw voldoende concrete feiten heeft gesteld, die toewijzing van het verzoek rechtvaardigen. Ook heeft de vrouw voldoende onderbouwd dat zij een belang heeft bij haar verzoek. Naar het oordeel van de rechtbank levert de opvatting van de WAM-verzekeraar dat de neuroloog moet bepalen of een neuropsychologisch onderzoek moet plaatsvinden geen afwijzingsgrond op. Een neuroloog en een neuropsycholoog worden benoemd. Daarnaast wordt een verzekeringsarts benoemd. De rechtbank selecteert zelf de deskundige. Wat betreft de aan de deskundigen voor te leggen vraagstelling zijn partijen het erover eens dat aan alle drie de deskundigen de IWMD-vraagstelling zal worden voorgelegd. Tijdens de zitting is ingegaan op de extra vraag die de WAM-verzekeraar wil stellen aan de neuroloog. Het komt de rechtbank voor dat het debat in de bodemzaak gebaat is bij het kunnen beschikken over een mening van de deskundige over een alternatieve feitelijke toedracht, nu die toedracht in dit stadium immers tussen partijen nog ter discussie staat. Naar het oordeel van de rechtbank heeft deze uitbreiding geen nadelen. De uitbreiding komt namelijk niet in de plaats van de vragen waarover partijen het eens zijn, maar vult deze aan. Bovendien doet zich het nadeel dat de vrouw ziet – namelijk dat de vraag te sturend zou zijn voor de deskundige – niet voor. De rechtbank is namelijk van oordeel dat de neuroloog professioneel genoeg is om vanuit zijn deskundigheid op de aanvullende vraag antwoord te geven, voor zover hij zich daartoe in staat acht, zonder zich daardoor in de richting van een partijstandpunt te laten sturen (PS 2025-0472).

Met vriendelijke groet,

Ilona van der Zalm & Armin Vorsselman 
PS Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Antillen