Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe PS Updates aan.
Zomervakantie
Vanwege de zomerperiode verschijnt de nieuwsbrief van PS Updates niet in week 30-34. Maandag 14 juli 2025 is de laatste nieuwsbrief voor de vakantie. Vanaf maandag 25 augustus verschijnt de nieuwsbrief weer wekelijks.
Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.
Overwegingen rechtbank over levensgezel in verband met vergoeding affectieschade.
Strafrecht. Poging tot afpersing in vereniging, de dood ten gevolge hebbend. De ouders en de vriendin van het overleden slachtoffer hebben zich gevoegd in het strafproces als benadeelde partijen. Allen vorderen affectieschade. De verdediging betwist dat de vriendin in aanmerking komt voor een vergoeding van affectieschade. Zij had maar kort een relatie met het slachtoffer en volgens de verdediging was deze relatie niet bestendig genoeg om haar als levensgezel te beschouwen. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank overweegt dat degene die duurzaam een gemeenschappelijk huishouding voerde met het overleden slachtoffer ten tijde van het overlijden aanspraak kan maken op affectieschade, zo blijkt uit artikel 6:108 lid 4 onder b BW. Het uitgangspunt van de wetgever is dat deze persoon geacht mag worden een zeer nauwe band met het slachtoffer te hebben. Hij of zij hoeft dus in beginsel niet nader te onderbouwen waarom die nauwe band er is geweest. Het ontbreken van een hechte affectieve relatie kan hooguit een rol spelen als naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een vergoeding onaanvaardbaar zou zijn, maar dan alleen in zeer uitzonderlijke gevallen. Aan het criterium van duurzaamheid van de huishouding heeft de wetgever bewust geen vaste termijn willen verbinden. Gezegd moet kunnen worden dat de dood voor diegene met wie die huishouding bestond een ernstig verlies betekent. De periode van samenwonen van 15 januari 2021 tot aan de dood van het slachtoffer op 2 mei 2021 kan als voldoende duurzaam worden aangemerkt en er is geen enkele indicatie dat het overlijden van het slachtoffer geen ernstig verlies betekent voor de vriendin. Niet aangevoerd of gebleken is dat in deze zaak zich zo’n zeer uitzonderlijk geval voordoet als gevolg waarvan toekenning van de vordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Bovendien is het juist het strafbare handelen van de verdachte dat geleid heeft tot het einde van de gemeenschappelijke huishouding. Wanneer die omstandigheid door een verdachte aan de levensgezel wordt tegengeworpen om zo zijn aansprakelijkheid te kunnen ontlopen, zou dat juist onaanvaardbaar zijn naar dezelfde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. De rechtbank wijst alle vorderingen toe (PS 2025-0343).
Tromp/Elemans-vraagstelling naast NVN-vraagstelling.
De rechtbank heeft in een eerdere beschikking een klinisch neuropsycholoog benoemd tot deskundige. Aan deze deskundige zijn dezelfde vragen voorgelegd die in een nog eerdere beschikking waren opgenomen. Over deze vraagstelling bestond en bestaat tussen partijen overeenstemming. Een van de partijen verzoekt nu om aan de deskundige naast deze vragen ook de zogenoemde Tromp/Elemans-vraagstelling voor te leggen. Volgens deze partij is deze vraagstelling geschikter voor de beoordeling van het juridisch causaal verband door de rechtbank dan de standaardvraagstelling van de NVN. De wederpartij heeft bezwaar gemaakt en voert onder andere aan dat de Tromp/Elemans-vraagstelling tot op heden geen algemeen geaccepteerde vraagstelling is binnen de juridische en medisch-juridische praktijk. Nu het gebruik van deze vraagstelling afwijkt van hetgeen gebruikelijk is, zijn de resultaten aan interpretatiegevoeligheid onderhevig. De rechtbank honoreert het verzoek en overweegt dat de Tromp/Elemans-vraagstelling van recente datum is en sindsdien in recente uitspraken van twee hoven is gehanteerd voor neuropsychologisch onderzoek. Naar verwachting zal beantwoording van de Tromp/Elemans-vraagstelling juist meer juridisch relevante informatie verschaffen ten behoeve van het beoordelen van het juridisch causaal verband, dan de medische informatie over het medisch causaal verband waar de NVN-vraagstelling toe leidt. De voordelen daarvan wegen niet op tegen eventuele door de wederpartij gevreesde nadelen (PS 2025-0352).
Hoge Raad: ondanks misleiding bij aangaan WAM-verzekering, geen verlies van recht op uitkering.
Een vrouw heeft letsel opgelopen als passagier in haar eigen auto. Daar zij zelf was geweigerd door de verzekeraar, was de auto verzekerd en op naam gezet van haar zus. De verzekeraar stelt bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering te hebben gesloten. Het hof vond uitkering onaanvaardbaar wegens schending mededelingsplicht en het profiteren van opzettelijke misleiding. De Hoge Raad vernietigt deze uitspraak en overweegt over de uitleg van de WAM, welke is gebaseerd op een Europeesrechtelijke richtlijn. De rechtspraak van het HvJ EU, waarbij het belang van bescherming van slachtoffers van ongevallen vaak vooropstaat, laat volgens de Hoge Raad geen ruimte voor de regel dat bij opzettelijke misleiding van de verzekeraar door de benadeelde het eigen recht op schadevergoeding op grond van de WAM vervalt. Ook is in die verhouding geen plaats voor een regel dat de verzekeraar geen uitkering verschuldigd is bij – kort gezegd – onjuiste inlichtingen of opzettelijke misleiding. Alleen in het geval van misbruik van het Unierecht kan uitkering worden geweigerd. Uit rechtspraak van het HvJ EU zou volgen dat hiervan geen sprake is wanneer de misleiding erop gericht was om een verzekeringsovereenkomst tot stand te brengen, aldus de Hoge Raad. De verklaringen zijn niet afgelegd om zich als slachtoffer te beroepen op de WAM-richtlijn en wettelijke voorwaarden voor recht op uitkering te omzeilen. Zaak is verwezen naar een ander hof (PS 2025-0353).
Literatuur
Hier vindt u het overzicht van de literatuur die sinds de vorige nieuwsbrief is verschenen.
Y. Bosschaart, annotatie JA bij ‘Rechtbank Midden-Nederland 9 april 2025, nr. 11509201 AE VERZ 25-6, ECLI:NL:RBMNE:2025:1580’, JA 2025/96 (Bedrijfsuitje. Voldoende nauw verband)
E.W. Bosch, annotatie JA bij ‘Rechtbank Overijssel zp Almelo 9 december 2024, nr. C/08/319609/HA RK 24-80, ECLI:NL:RBOVE:2024:7033’, JA 2025/89 (Verlies van arbeidsvermogen. Voordeelsverrekening)
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl.
Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm & Armin Vorsselman
PS Updates
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Hoge Raad
Hof
Rechtbank
- Rechtbank Limburg Strafrecht. Poging tot afpersing in vereniging, de dood ten gevolge hebbend. De ouders en de vriendin van het overleden slachtoffer hebben zich gevoegd in het strafproces als benadeelde partijen. Allen vorderen affectieschade. De verdediging betwist dat de vriendin in aanmerking komt voor een vergoeding van affectieschade. Zij had maar kort een relatie met het slachtoffer en volgens de verdediging was deze relatie niet bestendig genoeg om haar als levensgezel te beschouwen. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank overweegt dat degene die duurzaam een gemeenschappelijk huishouding voerde met het overleden slachtoffer ten tijde van het overlijden aanspraak kan maken op affectieschade, zo blijkt uit artikel 6:108 lid 4 onder b BW. Het uitgangspunt van de wetgever is dat deze persoon geacht mag worden een zeer nauwe band met het slachtoffer te hebben. Hij of zij hoeft dus in beginsel niet nader te onderbouwen waarom die nauwe band er is geweest. Het ontbreken van een hechte affectieve relatie kan hooguit een rol spelen als naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een vergoeding onaanvaardbaar zou zijn, maar dan alleen in zeer uitzonderlijke gevallen. Aan het criterium van duurzaamheid van de huishouding heeft de wetgever bewust geen vaste termijn willen verbinden. Gezegd moet kunnen worden dat de dood voor diegene met wie die huishouding bestond een ernstig verlies betekent. De periode van samenwonen van 15 januari 2021 tot aan de dood van het slachtoffer op 2 mei 2021 kan als voldoende duurzaam worden aangemerkt en er is geen enkele indicatie dat het overlijden van het slachtoffer geen ernstig verlies betekent voor de vriendin. Niet aangevoerd of gebleken is dat in deze zaak zich zo’n zeer uitzonderlijk geval voordoet als gevolg waarvan toekenning van de vordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Bovendien is het juist het strafbare handelen van de verdachte dat geleid heeft tot het einde van de gemeenschappelijke huishouding. Wanneer die omstandigheid door een verdachte aan de levensgezel wordt tegengeworpen om zo zijn aansprakelijkheid te kunnen ontlopen, zou dat juist onaanvaardbaar zijn naar dezelfde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. De rechtbank wijst alle vorderingen toe. 02-07-2025
- Rechtbank Overijssel Een vrouw heeft trombose gekregen door gebruik van de anticonceptiepil die de vrouw voor haar acne gebruikte. De rechtbank heeft in haar vorige tussenvonnis een deskundigenbericht gelast om te kunnen vaststellen of er sprake is van medische aansprakelijkheid van de huisarts. De deskundige heeft zijn rapportage ingediend. Partijen hebben daarop gereageerd. De rechtbank neemt de overwegingen en de conclusies van de deskundige over en is van oordeel dat de huisarts niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam huisarts mocht worden verwacht en dat de huisartsenpost als zorgverlener/opdrachtgever van de huisarts aansprakelijk is. De rechtbank oordeelt dat in de gegeven situatie geen anticonceptiepil had mogen worden voorgeschreven. Er was immers geen anticonceptiewens en er waren relatieve contra-indicaties voor het gebruik van anticonceptie, gezien de belaste familieanamnese van de vrouw ten aanzien van trombose. Deze informatie was tevens verstrekt door de moeder van de vrouw. Over het verhoogde risico op trombose bij gebruik van de anticonceptiepil is onvoldoende geïnformeerd. Aldus is gehandeld in strijd met de NHG-Standaarden Acne en Anticonceptie. Daarbij is ook in strijd met de professionele standaard gehandeld omdat bij de klachten van benauwdheid en ventilatieproblemen van de vrouw niet had mogen worden nagelaten met spoed verder onderzoek naar een verklaring te doen. De omkeringsregel is van toepassing op de normschending van de NHG-Standaarden Acne en Anticonceptie. De huisarts heeft naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt, dat de schade bij de vrouw ook zónder de beroepsfout van de huisarts kan zijn ontstaan. Naar oordeel van de rechtbank is er onzekerheid over de vraag of de op zichzelf vaststaande beroepsfouten de schade hebben veroorzaakt. Zowel het voorschrijven (en het gebruik door de vrouw) van Microgynon-30, het niet laten verrichten van nader spoedonderzoek als de erfelijke stollingsziekte AT-III van de vrouw kunnen immers de gezondheidsschade van de vrouw hebben veroorzaakt, althans aan het niet voorkomen daarvan hebben bijgedragen. Nadere inlichtingen zijn nodig om te kunnen bepalen tot hoever hun aansprakelijkheid voor de schade strekt, gelet op het feit dat bij de vrouw de erfelijke aandoening AT-III-deficiëntie (AT-III) en atrium septum defect (het ASD) is vastgesteld. 25-06-2025
- Rechtbank Limburg Tijdens de coronapandemie is een ambulanceverpleegkundige van de GGD op 5 maart 2020 in aanraking gekomen met een patiënte met ernstige ademhalingsproblemen. Hij heeft deze patiënte behandeld in haar woning op een van de bovenste etages in een flatgebouw, haar vervolgens op een brancard via een kleine lift naar beneden naar de ambulance gebracht. Tijdens de daaropvolgende ambulancerit naar de spoedeisende hulp heeft hij verneveling toegepast. De ambulanceverpleegkundige is op 19 maart 2020 getest op corona, de uitslag was positief. De man heeft daarna niet meer gewerkt in zijn functie van ambulanceverpleegkundige. Bij hem is long covid gediagnosticeerd. In 2021 heeft de man de GGD aansprakelijk gesteld voor gezondheidsschade op grond van artikel 7:658 BW, stellende dat hij op 5 maart 2020 is besmet toen hij in aanraking kwam met de patiënte. De kantonrechter overweegt dat niet vaststaat dat de patiënte besmet was met het coronavirus. Niet is komen vast te staan dat de man tijdens zijn werkzaamheden met het coronavirus in aanraking is gekomen. De arbeidsrechtelijke omkeringsregel wordt niet toegepast. De kantonrechter gaat niet in op de vraag of de GGD aan haar zorgplicht heeft voldaan. Het betoog van de man dat er sprake is van proportionele aansprakelijkheid slaagt ook niet. De GGD is immers op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen niet aansprakelijk voor de geleden schade. In dat geval kan dus evenmin sprake zijn van proportionele aansprakelijkheid aan de zijde van de GGD. 25-06-2025
- Rechtbank Noord-Nederland Strafrecht. Verdachte wordt voor poging tot doodslag tot een gevangenisstraf van vijf jaar veroordeeld. Verdachte heeft meermaals met een boomstam tegen het hoofd en lichaam van het slachtoffer geslagen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat het slachtoffer immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering leent zich op basis van de nu bekende gegevens – naar maatstaven van billijkheid – voor toewijzing van een bedrag van € 45.000, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2025. De rechtbank overweegt hierbij dat het bewezen verklaarde naast pijn en fors letsel, psychische en praktische schade bij het slachtoffer heeft teweeggebracht en dat hij hiervan ook langdurig na het bewezen verklaarde nog hinder van ondervindt. Er is nog geen sprake van een medische eindsituatie. De gevorderde toekomstige immateriële schade kan op dit moment nog niet worden beoordeeld. De rechtbank beschikt ten aanzien van deze schade over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen, zodat dat deel niet-ontvankelijk wordt verklaard. 20-06-2025
- Rechtbank Noord-Holland Een man heeft een advocatenkantoor ingeschakeld om de schade te verhalen die hij heeft geleden door een hem overkomen arbeidsongeval waarbij hij ernstig gewond is geraakt en als gevolg waarvan hij volledig arbeidsongeschikt is geraakt. De bedoeling was dat de AVB-verzekeraar van de werkgever de schade zou moeten dragen omdat de werkgever in familierechtelijke relatie staat tot de man en overigens ook geen verhaal biedt. Volgens de man heeft het advocatenkantoor een beroepsfout begaan door er niet voor te zorgen, althans op toe te zien, dat de vordering van het bedrijf op haar verzekeraar tijdig werd gestuit, dan wel de man hiervoor te waarschuwen. Het advocatenkantoor vordert in incident dat haar wordt toegestaan de beherende vennoot van de werkgever en assurantietussenpersoon in vrijwaring op te roepen. De rechtbank wijst deze vordering toe. De aangevoerde en niet weersproken gronden kunnen de vordering dragen. 18-06-2025
- Rechtbank Amsterdam Een zzp’er vordert schadevergoeding van zijn opdrachtgever en de opdrachtgever daarboven, omdat hij in 2020 tijdens uitvoering van de werkzaamheden (het loskoppelen van een of meer steigers) zijn pink zou hebben verbrijzeld. De rechtbank overweegt dat voor toewijzing van de vordering allereerst moet komen vast te staan dat de opdrachtgevers op de bewuste dag arbeid hebben laten verrichten door de zzp’er. Beide opdrachtgevers hebben dit gemotiveerd betwist. De zzp’er is zelf niet ter zitting verschenen en heeft onvoldoende gesteld en gemotiveerd. De vordering wordt afgewezen. 13-06-2025
- Rechtbank Midden-Nederland Een man is op zijn motorfiets aangereden door een automobilist. De WAM-verzekeraar van de betroken personenauto heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van de aanrijding erkend. Tussen partijen, althans eerst tussen de rechtsvoorganger van de WAM-verzekeraar en de man, bestaat al meer dan 27 jaar discussie over de gevolgen van het ongeval, met name wat betreft de vraag welke beperkingen daaruit voortvloeien als het gaat om het verrichten van betaalde arbeid. In gezamenlijk overleg zijn al enkele expertises verricht. De man verzoekt nu om een verzekeringsgeneeskundige te benoemen. Dat verzoek wordt toegewezen. 07-05-2025
- Rechtbank Midden-Nederland In de beschikking van 5 februari 2025 heeft de rechtbank uitspraak gedaan in het deelgeschil tussen partijen en in deze zaak waar het gaat om het verzoek tot benoeming van deskundigen. Het verzoek van de man tot het benoemen van een verzekeringsgeneeskundige is toegewezen; het verzoek tot benoeming van een arbeidsdeskundige is afgewezen in de beschikking. Vervolgens is de verzekeraar in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken een reactie te geven op het advies van de medisch adviseur van de man van 23 augustus 2024, wat betreft de persoon van de deskundige en de aan de deskundige voor te leggen vragen. Partijen zijn het niet eens geworden over de aan de deskundige te stellen vragen. De rechtbank is van oordeel dat de vraagstelling aan de verzekeringsarts moet ingaan op de functionele beperkingen van de man en deze belastbaarheid moet neerleggen in een belastbaarheidsprofiel (een Functionele Mogelijkheden Lijst). 16-04-2025
- Rechtbank Amsterdam De rechtbank heeft in een eerdere beschikking een klinisch neuropsycholoog benoemd tot deskundige. Aan deze deskundige zijn dezelfde vragen voorgelegd die in een nog eerdere beschikking waren opgenomen. Over deze vraagstelling bestond en bestaat tussen partijen overeenstemming. Een van de partijen verzoekt nu om aan de deskundige naast deze vragen ook de zogenoemde Tromp/Elemans-vraagstelling voor te leggen. Volgens deze partij is deze vraagstelling geschikter voor de beoordeling van het juridisch causaal verband door de rechtbank dan de standaardvraagstelling van de NVN. De wederpartij heeft bezwaar gemaakt en voert onder andere aan dat de Tromp/Elemans-vraagstelling tot op heden geen algemeen geaccepteerde vraagstelling is binnen de juridische en medisch-juridische praktijk. Nu het gebruik van deze vraagstelling afwijkt van hetgeen gebruikelijk is, zijn de resultaten aan interpretatiegevoeligheid onderhevig. De rechtbank honoreert het verzoek en overweegt dat de Tromp/Elemans-vraagstelling van recente datum is en sindsdien in recente uitspraken van twee hoven is gehanteerd voor neuropsychologisch onderzoek. Naar verwachting zal beantwoording van de Tromp/Elemans-vraagstelling juist meer juridisch relevante informatie verschaffen ten behoeve van het beoordelen van het juridisch causaal verband, dan de medische informatie over het medisch causaal verband waar de NVN-vraagstelling toe leidt. De voordelen daarvan wegen niet op tegen eventuele door de wederpartij gevreesde nadelen. 15-04-2025
- Rechtbank Amsterdam Het rapport van een neuropsycholoog is niet bruikbaar voor het vervolgrapport van de neuroloog omdat het niet deugdelijk is gemotiveerd. Daarnaast merkt de rechtbank op dat de neuropsycholoog pas na haar benoeming heeft laten weten dat zij zakelijk/professioneel bezien eerder een werkrelatie heeft gehad met een van de partijen. Dit had voor haar benoeming gemeld moeten worden, omdat dit relevante informatie was voor de rechtbank om te kunnen beoordelen of een deskundige voldoende vrijstaat ten opzichte van partijen om een onderzoek te verrichten. Dit staat niet enkel ter beoordeling van de deskundige zelf. De rechtbank benoemt een nieuwe deskundige teneinde een neuropsychologisch onderzoek te verrichten. 18-02-2025