Naar boven ↑

Update

Nummer 23, 2025
Uitspraken van 11 juni 2025 tot 16 juni 2025
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe PS Updates aan. 

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Artikel 18 GOMA toegepast: partijen dragen ieder de helft van het voorschot van de deskundige.
Partijen twisten al langere tijd over de vraag of er sprake was van medisch onzorgvuldig handelen bij de behandeling van een patiënt op de polikliniek neurologie van een ziekenhuis in 2008 en 2009. Partijen hebben geprobeerd in onderling overleg een expertise te laten uitvoeren maar hebben geen overeenstemming bereikt over de vraagstelling. De patiënt vraagt daarom de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht te gelasten. Het ziekenhuis heeft geen bezwaar tegen het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek maar zij stelt een andere vraagstelling voor. De rechtbank wijst het verzoek toe en benoemt een deskundige waar beide partijen het over eens zijn om de in de beschikking vermelde vragen te beantwoorden. De vraagstelling bestaat uit een combinatie van de door partijen gewenste vragen. Een aantal van de gedetailleerde vragen van de patiënt, waartegen specifiek verweer is gevoerd, wordt niet opgenomen omdat deze (wat) subjectief en sturend zijn. De rechtbank ziet aanleiding om in deze procedure van de hoofdregel dat de eisende partij in beginsel het voorschot voor de kosten van de deskundige moet betalen af te wijken. Aan de vier vereisten van artikel 18 GOMA is voldaan: er is sprake van een goed onderbouwde aansprakelijkstelling en een goed gemotiveerde afwijzing daarvan en een blijvend verschil van inzicht op medisch vakinhoudelijk gebied en afwezigheid van een klassieke scholenstrijd. Partijen moeten ieder de helft van het voorschot dragen (PS 2025-0311).

Uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven niet in mindering brengen op gevorderde affectieschade.
Strafrecht. De verdachte is veroordeeld tot 16 jaren gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, ter zake van de moord op zijn echtgenote. Het hof merkt op dat een uitkering van het Schadefonds Geweldsmisdrijven een voorwaardelijke uitkering betreft, in die zin dat geen recht op uitkering bestaat als de schade op andere wijze wordt vergoed (zie artikel 6 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven). Deze uitkering wordt aldus door het hof niet in mindering gebracht op de gevorderde affectieschade. Verder overweegt het hof dat een vordering tot schadevergoeding van een benadeelde partij niet kan worden verhoogd in de hogerberoepsfase. Ingevolge artikel 421 lid 3 Sv kan de benadeelde partij zich in hoger beroep voegen binnen de grenzen van haar eerste vordering, voor zover die vordering door de rechtbank niet is toegewezen. Volgens vaste jurisprudentie moet de in deze wetsbepaling opgenomen beperking zo worden uitgelegd dat de benadeelde partij in hoger beroep niet alsnog schadeposten mag opvoeren die in eerste aanleg niet zijn opgevoerd, en evenmin het bedrag van de in eerste aanleg wel opgevoerde schadeposten mag verhogen (PS 2025-0318).

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl.

Met vriendelijke groet,

Ilona van der Zalm & Armin Vorsselman 
PS Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank