Naar boven ↑

Update

Nummer 19, 2025
Uitspraken van 13 mei 2025 tot 19 mei 2025
Redactie: Mr. H. Vorsselman, mr. drs. I. van der Zalm, mr. Y. Bosschaart en J. Stulp.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe PS Updates aan. 

Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.

Luifel niet bedoeld om over te lopen. Bezitter toch aansprakelijk.
Deelgeschil. Een man heeft in 2022 ernstig letsel opgelopen toen hij bezig was met het reinigen van een gevel met behulp van een zogenoemd tuckersysteem. Hij is daarbij op de luifel aan de voorgevel gaan staan en met het daarin bevestigde rooster op de grond gevallen van een hoogte van meer dan twee meter. De man heeft als gevolg van het ongeval ernstig letsel opgelopen en is daardoor volledig arbeidsongeschikt geraakt. Hij dreef een eenmanszaak en ontvangt geen arbeidsongeschiktheidsuitkering. De man baseert zijn vordering op artikel 6:174 BW. De rechtbank overweegt dat de luifel niet bedoeld is om over te lopen. Niettemin wekte de luifel de indruk dat daarop (incidenteel) kon worden gelopen. Concrete aanwijzingen dat de luifel niettemin niet mandragend was waren er niet. De rechtbank overweegt dat de luifel niet voldeed aan de eisen die men daaraan vanuit het oogpunt van veiligheid in de gegeven omstandigheden mocht stellen, en dus gebrekkig was. Het beroep op de ‘tenzij-clausule’ van artikel 6:174 BW door de eigenaar wordt verworpen omdat er onvoldoende aanwijzingen voor zijn dat de (schroeven van de) klemmen zijn losgeraakt doordat de man op de luifel liep en aan het werk was. De eigenaar van het pand is aansprakelijk voor de schade als gevolg van de val. Het verzochte voorschot van € 25.000 wordt toegewezen (PS 2025-0265).

Vordering affectieschade (en schokschade) halfbroer toegewezen.
Strafrecht. Arbeidsongeval met een hoogwerker met dodelijke afloop. Artikel 32 Arbeidsomstandighedenwet en artikel 307 Sr zijn overtreden. De moeder van het overleden slachtoffer krijgt € 20.000 aan affectieschade toegewezen. Het voornemen van de staatssecretaris om de bedragen te verhogen, heeft nog niet geleid tot wijziging van de wettelijke regeling ter zake. De rechtbank gaat dan ook uit van de bedragen zoals deze zijn opgenomen in het thans vigerende Besluit vergoeding affectieschade. Ook de halfbroer van het slachtoffer krijgt € 17.500 aan affectieschade toegewezen. Uit de overgelegde stukken en hetgeen op de zitting naar voren is gebracht, blijkt dat de levens van de halfbroers op meerdere terreinen verweven waren – zowel op het privéterrein (zij hebben altijd met elkaar samengewoond) als op werkterrein (zij bestierden tezamen een pas opgericht bedrijf). Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook voldoende onderbouwd dat sprake is van een zodanig nauwe persoonlijke relatie tussen de halfbroers dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat de halfbroer als naaste in de zin van artikel 6:108 lid 3 BW moet worden aangemerkt en dientengevolge voor vergoeding van affectieschade in aanmerking komt. De moeder en de halfbroer krijgen ook beiden € 10.000 aan shockschade toegekend. Beiden hebben het letsel van het slachtoffer waargenomen en hebben hierdoor geestelijk letsel opgelopen (PS 2025-0266).

Vordering affectieschade halfzus en broer afgewezen.
Strafrecht. Het hof veroordeelt de verdachte ter zake van doodslag van zijn baby van zeven weken oud tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren met aftrek van het voorarrest. De moeder van de baby krijgt € 20.000 aan affectieschade toegekend. Verder krijgt zij ook € 20.000 aan schokschade toegekend. De halfzus van het slachtoffer van 10 jaar oud heeft de baby op de intensive care bezocht, maar deze confrontatie was noch onverhoeds noch onvrijwillig, waardoor zij geen schokschade toegekend krijgt. De halfzus krijgt ook geen affectieschade toegekend, ondanks het feit dat zij uitkeek naar de komst van de baby, graag samen met haar moeder voor de baby zorgde, hielp met het geven van zijn flesje, het in bad doen en knuffelde met hem. Het beroep op de hardheidsclausule slaagt niet. De rechtbank overweegt dat deze uitzondering niet is bedoeld om te toetsen of er een buitengewone, extra liefdevolle en zorgzame band bestond tussen de twee, maar dat deze ziet op de vraag of er tussen hen sprake was van een band die te vergelijken is met die tussen partners, levensgezellen of een ouder en een kind zoals die zijn opgesomd in artikel 6:108 lid 4 BW. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat deze relatie qua intensiteit, aard of duur, die van een normale, liefdevolle zus-broerrelatie te boven is gegaan. Ditzelfde geldt ook voor de broer van het slachtoffer (PS 2025-0267).

Literatuur
Hier vindt u het overzicht van de literatuur die sinds de vorige nieuwsbrief is verschenen.

D.A. van der Kooij & R.H.E. Becker, ‘Een schadestaatprocedure onder de WAMCA?’, MvV 2025/4, p. 153-161. 

R. Zeldenrust, ‘De gevolgen van het Kerstarrest voor de berekening van belastingschade over letselschadevergoedingen’, VR 2025/47. 

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl.

Met vriendelijke groet,

Ilona van der Zalm & Armin Vorsselman 
PS Updates

Hof

Rechtbank