Update
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u een nieuwe PS Updates aan.
Rechtspraak
Graag wijzen wij u op de sinds de vorige nieuwsbrief verschenen uitspraken, die te raadplegen zijn via de hyperlinks onder aan deze nieuwsbrief. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit.
Bloemen brengen en opmerken schuldig te voelen is geen erkenning van aansprakelijkheid.
Deelgeschil. Twee vrouwen zijn in 2023 op de fiets met elkaar in botsing gekomen. Een vrouw is gevallen en heeft daarbij letsel opgelopen: onder andere een gebroken sleutelbeen, gebroken en gekneusde ribben, schaafwonden en een lichte hersenschudding. De vrouw vordert een verklaring voor recht dat de andere vrouw aansprakelijk is voor de schade en dat de vrouw en haar aansprakelijkheidsverzekeraar de schade moeten vergoeden. Aan deze vordering legt de vrouw ten grondslag dat zij van rechts kwam en dat aan haar voorrang had moeten worden verleend. De rechtbank wijst de verzoeken van de vrouw af. Zij had geen voorrang aangezien zij vanuit een uitrit kwam en er dus geen sprake was van een gelijkwaardige kruising waar degene die van rechts komt voorrang heeft. Het feit dat de andere vrouw langs is gekomen na het ongeval, een bos bloemen heeft gegeven en verteld en geschreven heeft dat zij zich heel schuldig voelde is geen erkenning van aansprakelijkheid (PS 2025-0239).
Verzoek leent zich niet voor behandeling in deelgeschil omdat niet gebleken of onderbouwd is dat er sprake is van letsel: advocaat heeft steken laten vallen.
In 2022 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een Audi en een bestelbus. De WAM-verzekeraar van de bestelbus heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het verkeersongeval erkend met inachtneming van 50% eigen schuld van de bestuurder van de Audi. Daar is de bestuurder van de Audi het niet mee eens. Hij is een deelgeschil gestart, waarvoor hij als reden aanvoert dat hij niet in staat is om 50% van zijn buitengerechtelijke kosten te betalen. De bestuurder verzoekt om te bepalen dat de WAM-verzekeraar geheel of ten dele aansprakelijk is voor het verkeersongeval. Verder verzoekt hij om een voorschot op de schade en de buitengerechtelijke kosten en om de WAM-verzekeraar te veroordelen in de begrote kosten van het deelgeschil. De rechtbank overweegt dat in de procedure veel niet goed is gegaan. De bestuurder is niet ter zitting verschenen. De uitleg van de advocaat is niet bevredigend en de rechtbank stelt dat de advocaat om uitstel van de zitting had moeten vragen. De verzoeken van de bestuurder zijn niet-ontvankelijk omdat niet is gebleken en op geen enkele manier is onderbouwd dat sprake is van letsel. Zijn verzoek leent zich daarom niet voor een behandeling in deelgeschil. De verzoeken zouden ook overigens inhoudelijk zijn afgewezen. De advocaat van de bestuurder heeft veel steken laten vallen en zijn werk als advocaat niet goed gedaan (PS 2025-0246).
Literatuur
Hier vindt u het overzicht van de literatuur die sinds de vorige nieuwsbrief is verschenen.
J.L. Smeehuijzen, ‘Een conceptwetsvoorstel tot schrapping van de objectieve verjaringstermijn bij asbestschade’, AV&S 2025/8, afl. 2.
H. Verdam & R. Montulet, ‘Aansprakelijkheid versus first party verzekering’, L&S 2025/2, p. 7.
J. Dijkstra e.a., ‘Gestandaardiseerde methode voor betere afwikkeling van letselschade van zelfstandig ondernemers’, L&S 2025/3, p. 17.
L. Elmans e.a., ‘Vernieuwde richtlijn en basiscursus Nederlandse Vereniging voor Medisch Specialistische Rapportage’, L&S 2025/4, p. 21.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar ps-updates@boom.nl.
Met vriendelijke groet,
Ilona van der Zalm & Armin Vorsselman
PS Updates
Rechtbank
- Rechtbank Rotterdam Strafrecht. De verdachte heeft zwavelzuur in onder andere het gezicht van het slachtoffer gegooid/gespoten. Het slachtoffer heeft als gevolg hiervan ernstige tweede- en derdegraadsbrandwonden opgelopen, waaronder in haar gezicht. Het slachtoffer krijgt de gevorderde € 150.000 aan immateriële schade op grond van artikel 6:106 onder b BW toegewezen. De echtgenoot van het slachtoffer krijgt een bedrag van € 17.500 aan vergoeding van affectieschade toegekend. Omdat de verdachte het strafbare feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. 25-04-2025
- Rechtbank Midden-Nederland Deelgeschil. Twee vrouwen zijn in 2023 op de fiets met elkaar in botsing gekomen. Een vrouw is gevallen en heeft daarbij letsel opgelopen: onder andere een gebroken sleutelbeen, gebroken en gekneusde ribben, schaafwonden en een lichte hersenschudding. De vrouw vordert een verklaring voor recht dat de andere vrouw aansprakelijk is voor de schade en dat de vrouw en haar aansprakelijkheidsverzekeraar de schade moeten vergoeden. Aan deze vordering legt de vrouw ten grondslag dat zij van rechts kwam en dat aan haar voorrang had moeten worden verleend. De rechtbank wijst de verzoeken van de vrouw af. Zij had geen voorrang aangezien zij vanuit een uitrit kwam en er dus geen sprake was van een gelijkwaardige kruising waar degene die van rechts komt voorrang heeft. Het feit dat de andere vrouw langs is gekomen na het ongeval, een bos bloemen heeft gegeven en verteld en geschreven heeft dat zij zich heel schuldig voelde is geen erkenning van aansprakelijkheid. 09-04-2025
- Rechtbank Rotterdam In 2021 heeft een aanrijding plaatsgevonden tussen een motor en een auto. De motorbestuurder vordert onder andere dat de rechtbank voor recht verklaart dat de WAM-verzekeraar van de auto aansprakelijk is voor het ongeval dat hem is overkomen en in dat verband gehouden is om de daaruit voortvloeiende geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade te vergoeden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Volgens de motorrijder heeft de automobilist namelijk een onrechtmatige daad gepleegd en artikel 45 RVV en artikel 5 RVV overtreden. De WAM-verzekeraar stelt dat het ongeval veroorzaakt is door de motorrijder zelf. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 150 Rv de stelplicht en de bewijslast op de motorrijder rusten. Volgens de rechtbank heeft de motorrijder zijn stelling onvoldoende onderbouwd, wat ertoe leidt dat de vorderingen worden afgewezen. 09-04-2025
- Rechtbank Midden-Nederland In 2022 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een Audi en een bestelbus. De WAM-verzekeraar van de bestelbus heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het verkeersongeval erkend met inachtneming van 50% eigen schuld van de bestuurder van de Audi. Daar is de bestuurder van de Audi het niet mee eens. Hij is een deelgeschil gestart, waarvoor hij als reden aanvoert dat hij niet in staat is om 50% van zijn buitengerechtelijke kosten te betalen. De bestuurder verzoekt om te bepalen dat de WAM-verzekeraar geheel of ten dele aansprakelijk is voor het verkeersongeval. Verder verzoekt hij om een voorschot op de schade en de buitengerechtelijke kosten en om de WAM-verzekeraar te veroordelen in de begrote kosten van het deelgeschil. De rechtbank overweegt dat in de procedure veel niet goed is gegaan. De bestuurder is niet ter zitting verschenen. De uitleg van de advocaat is niet bevredigend en de rechtbank stelt dat de advocaat om uitstel van de zitting had moeten vragen. De verzoeken van de bestuurder zijn niet-ontvankelijk omdat niet is gebleken en op geen enkele manier is onderbouwd dat sprake is van letsel. Zijn verzoek leent zich daarom niet voor een behandeling in deelgeschil. De verzoeken zouden ook overigens inhoudelijk zijn afgewezen. De advocaat van de bestuurder heeft veel steken laten vallen en zijn werk als advocaat niet goed gedaan. 09-04-2025
- Rechtbank Midden-Nederland De rechtbank staat toe dat tussentijds hoger beroep wordt ingesteld tegen een deelgeschilbeschikking. De deelgeschilrechter heeft een beslissing genomen over de materiële rechtsverhouding, het verzoek is tijdig en het tussentijds hoger beroep zal niet leiden tot een onredelijke vertraging. Bovendien gaat het om de principiële vraag van de aansprakelijkheid. Nu dat een discussie blijft tussen partijen, ondanks de gegeven beslissing, is het in het belang van partijen dat zij zekerheid krijgen over de aansprakelijkheidsvraag voor zij vervolgstappen nemen. Hierbij heeft de rechtbank ook meegewogen dat de wederpartij geen bezwaren heeft opgeworpen tegen het openstellen van het tussentijds hoger beroep. 09-04-2025
- Rechtbank Noord-Holland Een man is in 2015 betrokken geraakt bij een verkeersongeval toen hij geen voorrang verleend kreeg. De WAM-verzekeraar van de automobilist die voorrang had moeten verlenen heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend. In het daaropvolgende onderhandelingstraject heeft op verzoek van de WAM-verzekeraar een onderzoek plaatsgevonden om de schadeclaim van de man te onderzoeken. In dat onderzoek is geconcludeerd dat de man opzettelijk een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven en dat hij fraude heeft gepleegd. De WAM-verzekeraar heeft daarop besloten het onderhandelingstraject te stoppen. In deze procedure vordert de man onder andere dat de rechtbank voor recht verklaart dat niet kan worden vastgesteld dat hij heeft gefraudeerd, althans dat zijn recht op schadevergoeding niet is vervallen. Volgens de man heeft dit tot gevolg dat de WAM-verzekeraar de onderhandelingen weer moet hervatten. De rechtbank komt tot het oordeel dat het handelen van de man tegenover de WAM-verzekeraar als frauduleus te beschouwen is en dat de WAM-verzekeraar tot sluiting van het dossier van de man kon overgaan. De WAM-verzekeraar hoeft de onderhandelingen met de man niet te hervatten. 02-04-2025
- Rechtbank Midden-Nederland Een moeder heeft een medische instelling aansprakelijk gesteld omdat er volgens haar fouten bij de bevalling zijn gemaakt waardoor er een schouderdystocie is opgetreden, waar zij en haar zoon schade door lijden. De medische instelling stelt zich op het standpunt dat zij voor het beloop en de gevolgen daarvan niet aansprakelijk kan worden gehouden. Om haar rechtspositie te bepalen verzoekt de instelling de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht te bevelen waarbij een gynaecoloog zich uitlaat over de vraag of er bij de bevalling al dan niet is voldaan aan de professionele standaard. Omdat de moeder geen bezwaar heeft tegen het houden van een voorlopig deskundigenbericht en niet is gebleken dat er bezwaren zijn tegen toewijzing van het verzoek, is er geen reden om het verzoek niet toe te staan. De rechtbank zal het gevraagde onderzoek daarom bevelen en een deskundige benoemen. 02-04-2025
- Rechtbank Midden-Nederland In 2021 is een 6-jarig meisje bij de huisartsenpost geweest. Daar werd aan beide zijden een middenoorontsteking vastgesteld. Enkele dagen later werd zij voor het eerst gezien op de afdeling kindergeneeskunde. De arts heeft het meisje daar meerdere keren gezien. Kort na de consulten is het meisje opgenomen in het ziekenhuis, waar bleek dat het meisje hersenvliesontsteking (meningitis) had. De moeder van het meisje meent dat de arts bij de behandeling medisch fouten heeft gemaakt en heeft de arts aansprakelijk gesteld. De arts betreurt het ernstige ziektebeloop en de impact daarvan, maar is van mening dat zij voor het ernstige beloop van de ziekte en de gevolgen daarvan niet aansprakelijk gehouden kan worden. Beide partijen willen een voorlopig deskundigenonderzoek door een kinderarts, maar zijn het niet eens over de vraagstelling. De rechtbank beveelt het gevraagde onderzoek en stelt de vragen vast. 31-03-2025
- Rechtbank Noord-Holland In 2019 is op een (brom)fietspad in Haarlem een sportfietser in botsing gekomen met een bromfietser die uit tegenovergestelde rijrichting kwam. De sportfietser is daarbij ten val gekomen en is dezelfde maand nog overleden aan de gevolgen hiervan. De verzekeraar van de bromfietser heeft de schade van de nabestaanden en een deel van de zorgkosten van de sportfietser vergoed en wil nu de door hem gedane uitkeringen verhalen op de beheerder van het (brom)fietspad. Volgens de verzekeraar zou er sprake zijn van een gebrekkige opstal of een gevaarzettende situatie die tot het ongeval heeft geleid, waarvoor de beheerder aansprakelijk is. De rechtbank overweegt dat een vordering op grond van artikel 6:174 BW ingevolge artikel 6:197 lid 2 BW niet vatbaar is voor subrogatie. De uitzonderingsclausule van artikel 6:197 lid 2 BW gaat niet op omdat niet blijkt dat de verzekeraar zijn eigen verzekerde in dit geval als medeaansprakelijke schadeveroorzaker beschouwt. De vordering op grond van artikel 6:162 BW slaagt ook niet. De verzekeraar heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om aan te nemen dat de beheerder gevaarzettend en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld. Nu hij onvoldoende heeft voldaan aan de stelplicht komt de rechtbank niet toe aan bewijslevering. 26-03-2025
- Rechtbank Rotterdam Deelgeschil. Een begeleidster in een tbs-kliniek stelt dat haar in 2020 een arbeidsongeval is overkomen toen zij assistentie wou verlenen aan een collega die een alarmmelding had gedaan, waarbij zij letsel aan haar rechterknie heeft opgelopen toen zij bij een wenteltrap moest uitwijken voor een cliënt. De begeleidster wil dat wordt vastgesteld dat haar werkgever aansprakelijk is voor de schade die zij heeft geleden en nog zal lijden door dit arbeidsongeval. De rechtbank overweegt dat de werkgever heeft voldaan aan zijn zorgplicht (artikel 7:658 lid 1 BW). De rechtbank is van mening dat er sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Er is niets mis met de trap en de ruimte waarin die staat. Ook in alarmsituaties voldoen de trap en de ruimte. De begeleidster is geïnstrueerd en getraind. Het verzoek van de begeleidster wordt dus afgewezen. De rechtbank begroot alleen de redelijke kosten passend bij de doelstelling Wet deelgeschilprocedure. Dat is ongeveer een derde van het geëiste bedrag. De rechtbank doet de suggestie dat partijen alsnog in gesprek gaan met elkaar over een schadevergoedingsvoorstel aangezien de werkgever bereid was een aanbod te doen en de begeleidster mogelijk meer belang heeft bij een schadevergoedingsvoorstel dan bij het vasthouden aan de wens om aansprakelijkheid vastgesteld te krijgen. 10-03-2025
- Rechtbank Rotterdam Een man stelt dat hij in 2022 tijdens zijn werk letsel heeft opgelopen toen hij bezig was pakketten met aluminiumprofielen met een takel op vrachtwagens te laden. Omdat de pakketten (te) hoog waren opgesteld, moest de man een ladder gebruiken om de lijn om de pakketten te krijgen. Daarbij moest de man tegelijkertijd met de ene hand de afstandsbediening van de takel bedienen en de ladder vasthouden en met de andere hand de lus over het pakket gooien. De man is toen van de ladder gevallen. De man heeft zijn werkgever aansprakelijk gesteld voor de geleden en nog te lijden schade. De werkgever heeft aansprakelijkheid afgewezen. De kantonrechter beveelt een voorlopig getuigenverhoor, waar de man om heeft gevraagd en de werkgever geen bezwaar tegen heeft. 07-03-2025