Na een auto-ongeluk heeft de WAM-verzekeraar – in weerwil van onder meer de andersluidende verklaring van haar verzekerde daarover – aansprakelijkheid van haar verzekerde voor de gevolgen van het ongeval erkend. De WAM-verzekeraar wil daar vervolgens op terugkomen. Het hof is, met de rechtbank, van oordeel dat de WAM-verzekeraar niet op haar erkenning mag terugkomen. De tegenpartij heeft de tweede erkenning van de WAM-verzekeraar zo mogen begrijpen dat de WAM-verzekeraar zich hiermee definitief gebonden achtte tot betaling van de schade. Een eventuele vergissing van de zijde van de WAM-verzekeraar komt krachtens de in het verkeer geldende opvattingen in verhouding tot de derde voor rekening van de verzekeraar. Van bedrog of andere omstandigheden die het onaanvaardbaar maken dat de WAM-verzekeraar aan haar erkenning gebonden blijft is evenmin sprake. De verzekerde is echter niet aan de erkenning van haar WAM-verzekeraar gehouden. De verzekerde heeft voorshands voldoende bewezen dat niet zij maar de tegenpartij het ongeval heeft veroorzaakt, zodat zij wat betreft haar eigen schade een zelfstandige vordering heeft.
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 19-08-2025