Naar boven ↑

mr. I.K. Verhoeks

Nicolien Verhoeks is advocaat bij Marree & Dijxhoorn Advocaten te Amersfoort.  Zij voltooide de Master A&V aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Rechtspraak

PS 2025-0214

Deelgeschil. Bestuurder heeft op 13 juli 2019 een verkeersongeval gehad met zijn motor. Hij heeft daar ernstig letsel aan overgehouden. In deze deelgeschilprocedure verzoekt hij de rechtbank vast te stellen dat het Waarborgfonds, dan wel een in Ierland gevestigde verzekeraar aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval en zijn schade moet vergoeden. De rechtbank wijst het verzoek van de bestuurder af. De reden daarvoor is dat de rechtbank het verzoek in strijd acht met de goede procesorde. De bestuurder heeft namelijk al eerder een dagvaardingsprocedure gestart waarin de vordering gelijk is aan het verzoek in dit deelgeschil. Die zaak is op de parkeerrol geplaatst in afwachting van het houden van voorlopige getuigenverhoren. De rechtbank acht het verzoek in het deelgeschil in strijd met het doel van de deelgeschilprocedure omdat niet is gebleken dat de verzochte beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Omdat er al een dagvaardingsprocedure is opgestart acht de rechtbank het niet waarschijnlijk dat de onderhandelingen tussen partijen zullen worden opgestart/voortgezet nadat de rechtbank in het deelgeschil een beslissing heeft genomen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een beslissing op het verzoek in dit deelgeschil de dagvaardingsprocedure onnodig doorkruist. Bij een beslissing van de rechtbank in dit deelgeschil over de aansprakelijkheidsvraag wordt partijen de mogelijkheid ontnomen om dit geschilpunt in de dagvaardingsprocedure aan de rechtbank voor te leggen. Dit terwijl gedaagde partijen in de dagvaardingsprocedure nog geen antwoord hebben genomen naar aanleiding van de dagvaarding. In tegenstelling tot wat de bestuurder stelt, worden gedaagde partijen in de dagvaardingszaak daardoor benadeeld in hun juridische positie. Daarbij komt dat het de rechtbank niet duidelijk is geworden welk belang de bestuurder heeft indien zijn verzoek enkel in een deelgeschil wordt behandeld en niet in de dagvaardingsprocedure.
Rechtbank Noord-Holland, 25-03-2025

Rechtspraak

PS 2024-0281

Vrouw overlijdt anderhalf jaar later aan haar ernstige verwondingen als gevolg van een aanrijding door een automobilist op een zebrapad. De nabestaanden van de vrouw (haar kinderen) maken in deze procedure aanspraak op vergoeding van immateriële schade. Het geschil tussen de nabestaanden en de verzekeraar van de automobilist (AMS) heeft betrekking op de omvang van de immateriële schadevergoeding. Hierbij speelt tussen partijen vooral de vraag of de vrouw zich na het ongeval bewust was van wat haar was overkomen en de situatie waarin zij zich na het ongeval bevond. De rechtbank oordeelt dat gelet op de conclusie van de medisch adviseur van AMS vast is komen te staan dat de vrouw gedurende de laatste anderhalf jaar van haar leven pijn heeft gevoeld. Er was immers op momenten besef en een zich bewust zijn van sensaties. Ook als de vrouw zich gelet op haar minimale bewustzijn niet heeft beseft – in het grotere geheel – wat haar was overkomen en ook als zij de pijn die zij ervoer niet heeft kunnen plaatsen heeft zij wel pijn ervaren en dus heeft zij aanspraak (gehad) op smartengeldvergoeding. Uit de overgelegde medische gegevens, de V en V-rapportage en de bevindingen van de medisch adviseurs kan de rechtbank niet vaststellen dat de vrouw emoties kon ervaren of dat er sprake was van een bewustzijn-PLUS-status. Uit de aangehaalde voorbeelden blijkt dat zij wel fysieke gepaste bewegingen kon uitvoeren, maar zonder nadere medische onderbouwing kan de rechtbank uit deze gedragingen niet de conclusie trekken dat de vrouw naast pijn ook emoties heeft ervaren in de periode na het ongeval. Derving van levensvreugde in objectieve zin kan niet worden vastgesteld en daarom kan de rechtbank dit aspect niet meewegen in de begroting van het smartengeld. In deze zaak acht de rechtbank als vergoeding voor de immateriële schade een bedrag van € 150.000 billijk. Het voorschot van € 20.000 dient op dit bedrag in mindering te worden gebracht.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 17-05-2024

Met annotatie door mr. Y. Bosschaart