Strafrecht. Doodslag door 8-jarige dochter van flatgebouw te doen vallen. De vader is in het mortuarium geconfronteerd met het stoffelijk overschot van zijn dochter en de schokkende, destructieve impact van de val op haar lichaam. Door deze schokkende ervaring lijdt hij aan PTSS, als gevolg waarvan toekenning van de shockschade niet onredelijk is. De omstandigheden dat de vader op een later moment met de gevolgen van het feit is geconfronteerd en dat die confrontaties in het mortuarium en nadien nog met foto’s niet onverhoeds en ook niet onvermijdbaar waren, doen aan die toekenning niet af. Precisering rechtspraak over shockschade. Iemand die een ander door zijn onrechtmatige daad doodt of verwondt, kan ook onrechtmatig handelen jegens degene bij wie de confrontatie met die daad of de gevolgen daarvan een hevige emotionele schok teweegbrengt (secundair slachtoffer). Het recht op vergoeding van shockschade is beperkt tot de schade die volgt uit geestelijk letsel waarbij geldt dat zowel de materiële als immateriële schade die daarvan het gevolg is voor vergoeding in aanmerking komt.
Hoge Raad, 28-06-2022