Man is tijdens een coronademonstratie door de politie in zijn knie geschoten. In deze zaak staat de vraag centraal of de politie op grond van onrechtmatige daad, werkgeversaansprakelijkheid of het gelijkheidsbeginsel aansprakelijk is voor de schade die de man hierdoor heeft geleden. De rechtbank oordeelt dat de politie in strijd heeft gehandeld met de ambtsinstructie, maar dat aan haar een succesvol beroep op noodweer toekomt. De rechtbank acht het aannemelijk dat de politie, vanuit de maatschappelijke taak om te handelen als daartoe een noodzaak bestaat, zich gehouden voelde om de brandweer te blijven beschermen tegen de relschoppers. Nu er een rechtvaardigingsgrond is voor het handelen van de schutter en van de politie is geen sprake van een onrechtmatige daad. Omdat de schade van de man niet het gevolg is van een fout van de schutter, is de politie ook niet als werkgever aansprakelijk voor de schade. Ook is geen sprake van een situatie dat het rechtmatige handelen van de politie vanwege onevenredige gevolgen van dat handelen onrechtmatig is en dat die gevolgen gelijkelijk over de gemeenschap zouden moeten worden verdeeld. De vorderingen worden afgewezen.
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 31-01-2024