Verzoeker meent als verdachte te zijn aangemerkt in een strafrechtelijk onderzoek waarbij de Staat (het OM, de FIOD en de Belastingdienst) jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld en hem daarbij onder andere immateriële schade heeft toegebracht. Hij verzoekt een voorlopig getuigenverhoor teneinde bewijs te verzamelen voor deze (naar hij stelt) onrechtmatige daad. De vragen of de werkwijze van de Staat, met name de onderlinge uitwisseling van informatie, al dan niet op rechtmatige wijze heeft plaatsgevonden en of de Staat verzoeker als verdachte aan een strafbaar feit heeft mogen aanmerken, zijn juridische vragen en lenen zich in principe niet voor het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Daarnaast heeft in het strafrechtelijk onderzoek op verschillende momenten reeds een rechterlijke toetsing plaatsgevonden. Het horen van getuigen met als doel te achterhalen of eventueel sprake is van ongegronde vermoedens leidt tot een fishing expedition, waarvoor een voorlopig getuigenverhoor niet is bedoeld.
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 13-12-2018