De rechtbank veroordeelt een 45-jarige scoutingleider wegens het bezit, het vervaardigen en het verspreiden van een grote hoeveelheid kinderporno en van seksueel misbruik van twee kinderen. De vorderingen tot vergoeding van immateriële schade van zeven kinderen worden toegewezen, waarbij aansluiting is gezocht bij hetgeen is overwogen in de ‘Amsterdamse zedenzaak’ door het hof en de Hoge Raad.

Bij de begroting van het bedrag aan smartengeld houdt de rechtbank rekening met de ernst van het aan het slachtoffer aangedane leed, maar ook met de opstelling van de benadeelde partij na het gebeurde, waarvan een zekere relativering uitgaat.

Op het moment dat benadeelde met elkaar vechtende personen uit elkaar haalt, steekt verdachte meermalen met een nagelvijl in zijn gezicht en hals(streek) (poging tot doodslag). Het hof oordeelt dat geen sprake is van eigen schuld en kent een bedrag van € 1.000 aan smartengeld toe.

Verdachte wordt veroordeeld voor ontucht met een minderjarig stiefkind voor een periode van vier jaar. Het slachtoffer dient een vordering tot schadevergoeding in wegens immateriële schade.

De vordering van de benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard omdat deze is ingediend op een datum nadat het persoonlijk faillissement van de verdachte door de Rechtbank Rotterdam is uitgesproken. Omdat het vorderingsrecht van de benadeelde partij wel daarvoor is ontstaan, kan deze vordering op grond van artikel 26 Faillissementswet slechts worden aangemeld bij de curator in het faillissement.

Verdachte wordt veroordeeld wegens medeplegen van mensenhandel. De vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot € 120.000 (verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden) en tot € 20.000 aan smartengeld.

Verdachte wordt veroordeeld voor afpersing (overval pompstation Den Bosch onder bedreiging van een mes) en dient aan het slachtoffer de schade te vergoeden.

De verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen van een overval op bouwmarkt Hornbach, waarbij één slachtoffer (slachtoffer 2) wordt vastgebonden en een doorgeladen vuurwapen in diens nek wordt gedrukt. Slachtoffer 2 en de bouwmarkt Hornbach voegen zich als benadeelde partij in het strafproces. Hun vorderingen tot vergoeding van schade worden geheel toegewezen.

Verdachte wordt veroordeeld wegens een poging tot zware mishandeling en vernieling door opzettelijk een (frontale) aanrijding te veroorzaken. Verdachte dient de schade aan slachtoffer 1 en 2 te vergoeden.

In hoger beroep voegt de benadeelde partij zich wederom ter zake van het in eerste aanleg niet toegewezen gedeelte van de vordering tot vergoeding van schade wegens derving van levensonderhoud. Het hof is van oordeel dat de door de benadeelde partij gevorderde kosten voor levensonderhoud en studie zich niet lenen voor beoordeling in de strafprocedure, nu dit nader onderzoek vergt en een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.