Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

630 resultaten

Rechtspraak

PS 2019-0010

Kort geding. Letselschade. De kantonrechter heeft bij eerdere beschikking voor recht verklaard dat gedaagden (werkgever eiser en directeur van de bv) hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door eiser geleden schade. Eiser is tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden (het schoonmaken van dakgoten) vijf meter naar beneden gevallen met een partiële dwarslaesie tot gevolg. Eiser stelt dat de geleden materiële en immateriële schade tot en met december 2018 € 250.000 bedraagt. Alleen al voor de komende vijf jaren heeft eiser een budget nodig van € 100.000. Daarbij is dan nog geen rekening gehouden met kosten ter zake van eventueel nieuw te treffen voorzieningen op het gebied van wonen, mobiliteit en rechtsbijstand. Eiser begroot zijn vordering uit hoofde van schade ten gevolge van de val thans op ruim € 1.400.000. Eiser maak thans aanspraak op een bedrag van € 500.000. Hoewel het kort geding zich niet leent voor het vaststellen van de omvang van de schade, is voorshands evident dat de uiteindelijke schade in de tonnen zal lopen. Het ligt dan ook in de rede om eiser een substantieel voorschot toe te kennen. Gelet echter op de terughoudendheid die geboden is bij het toewijzen van een geldvordering in kort geding, acht de voorzieningenrechter een voorschot van € 500.000 voorshands te hoog. Een voorschot van € 250.000 daarentegen acht de voorzieningenrechter in dit stadium reëel en zó aannemelijk, dat het restitutierisico als verwaarloosbaar is aan te merken.
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 18-12-2018

Rechtspraak

PS 2018-1049

Deelgeschil. Verzoeker is, terwijl hij op een motor reed,aangereden door een personenauto, waarna verzekeraar Allianz aansprakelijkheid heeft erkend. Verzoeker verzoekt dat Allianz zou worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 134.537,52 wegens verschenen schade bestaande in verlies aan verdienvermogen, dat de toekomstschade wegens verlies aan verdienvermogen zou worden geschat op € 877.747,32 en dat de fiscale component zou worden vastgesteld op € 102.531,72. Deze bedragen zijn gebaseerd op een deskundigenrapport. Het verzoek is dat voor recht verklaard wordt dat het in opdracht van Allianz uitgevoerde persoonlijk onderzoek op onrechtmatige gronden is uitgevoerd en jegens verzoeker onrechtmatig is geweest en dat het dientengevolge verkregen bewijs niet door Allianz mag worden meegewogen bij de beoordeling van de letselschade van verzoeker. De rechtbank oordeelt dat de beslissing van de verzekeraar tot het instellen van een persoonlijk onderzoek niet voldoet aan verschillende bepaling van de Gedragscode Persoonlijk Onderzoek. Er bestaat geen aanleiding om het onrechtmatig verkregen bewijs, bestaande uit de observatie van verzoeker, toch mee te wegen bij de afwikkeling van de letselschade van verzoeker. De jurisprudentie biedt weliswaar de ruimte om, ondanks het feit dat bewijs onrechtmatig is verkregen, het verkregen bewijs te gebruiken, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om die regel ook in dit geval toe te passen. Doorslaggevend acht de rechtbank daartoe dat de Gedragscode Persoonlijk Onderzoek is opgesteld door het Verbond van Verzekeraars. Dit betreft een verbond waartoe Allianz ook behoort. Van verzekeraar mag derhalve worden verwacht dat zij zich houdt aan de door het verbond opgestelde regels. Vervolg op PS 2018-0296.
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 30-11-2018