Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

8.472 resultaten

Rechtspraak

PS 2024-0572

Een vrouw heeft op 22 augustus 2013 te horen gekregen dat er sprake was van maligne mesothelioom, een ernstige asbestziekte, bij haar echtgenoot. Een dag later, op 23 augustus 2013, is haar echtgenoot als gevolg van deze aandoening overleden. Op grond van twee ministeriële regelingen kan een asbestslachtoffer aanspraak maken op een tegemoetkoming van ongeveer € 19.000 van de Sociale Verzekeringsbank. Hiervoor dient het slachtoffer bij leven te worden aangemeld bij IAS. De weduwe stelt dat zij op 22 augustus 2013, dus nog tijdens het leven van haar echtgenoot, telefonisch contact heeft opgenomen met IAS om hem aan te melden voor de tegemoetkoming. Haar werd toen gezegd dat haar man de aanvraag persoonlijk moest doen en dat zij dat niet voor hem kon doen. Volgens de weduwe heeft IAS een fout gemaakt door de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat zij wel degelijk gerechtigd was de belangen van haar echtgenoot te behartigen. De weduwe heeft hierdoor schade geleden gelijk aan het bedrag dat aan tegemoetkoming zou zijn uitgekeerd. IAS stelt dat de weduwe pas na het overlijden van haar echtgenoot via haar belangenbehartiger een aanvraag heeft ingediend. De kantonrechter heeft de vordering van de weduwe dat IAS aansprakelijk is voor de geleden schade afgewezen. De weduwe is hiertegen in hoger beroep gegaan. Het hof oordeelt dat niet kan worden vastgesteld dat de echtgenoot nog bij leven bij IAS is aangemeld. Evenmin kan worden vastgesteld dat de niet-tijdige aanvraag haar oorzaak heeft in onjuiste voorlichting door IAS. Het hoger beroep slaagt niet.
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 12-11-2024

Rechtspraak

PS 2024-0571

Een werknemer van een eenmanszaak dat verse deegwaren zoals pasta produceert heeft letsel opgelopen aan zijn linkerarm en -pols nadat hij met zijn linkerarm in een pastamachine was gegaan om oude deegresten te verwijderen. De machine schakelde op een zeker moment in werking waardoor de werknemer met zijn arm in de machine bekneld is geraakt. De brandweer heeft hem uit de machine moeten bevrijden en hij is met spoed naar het ziekenhuis gebracht waar hij is geopereerd. De werknemer vordert dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de eigenaar van de eenmanszaak aansprakelijk is op grond van artikel 7:658 lid 2 BW voor alle geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van het arbeidsongeval. De werknemer stelt dat hij zich ervan heeft vergewist dat de machine uit stond voordat hij deze ging schoonmaken. De eigenaar is volgens hem zijn zorgplicht zoals opgenomen in artikel 7:658 lid 1 BW niet nagekomen. Hij heeft geen preventieve maatregelen getroffen of instructies of waarschuwingen gegeven om het ongeval te voorkomen. Volgens de werknemer is er geen sprake van opzet of bewuste roekeloosheid van zijn kant. De eigenaar erkent dat hij op grond van artikel 7:658 lid 2 BW jegens de werknemer aansprakelijk is, maar voert aan dat de werknemer voordat hij de machine ging schoonmaken een duidelijke instructie heeft gekregen van een aanwezige om de machine uit te zetten. Volgens de eigenaar heeft de werknemer aan deze instructie geen gehoor gegeven. Volgens de kantonrechter heeft de eigenaar zijn aansprakelijkheid erkend. Het is dus niet meer van belang of de werknemer de pastamachine van tevoren heeft uitgeschakeld en of hij hiertoe al dan niet een instructie heeft gekregen. De schadevergoeding is nader op te maken bij staat. De kantonrechter wijst het gevorderde voorschot op de schadevergoeding toe.
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 21-11-2024

Rechtspraak

PS 2024-0569

In 2020 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden. Een witte Volvo haalde een vrachtwagencombinatie in. De aanhanger van de vrachtwagencombinatie is daarbij naast de weg, in de berm, terechtgekomen en de lading is eruit geslingerd. De eigenaar van de vrachtwagencombinatie heeft aangifte gedaan omdat de bestuurder van de witte Volvo is doorgereden na het ongeval. De WA+-cascoverzekeraar van de vrachtwagencombinatie heeft de WAM-verzekeraar van de witte Volvo aansprakelijk gesteld voor de schade ontstaan uit het ongeval. De WAM-verzekeraar van de witte Volvo weigert aansprakelijkheid te erkennen. De eigenaar en de WA+-cascoverzekeraar van de vrachtwagencombinatie stellen dat de bestuurder van de witte Volvo zich niet aan verschillende verkeersvoorschriften heeft gehouden en beroepen zich voor het overige op de omkeringsregel. De kantonrechter is echter van oordeel dat de omkeringsregel niet van toepassing is. De WAM-verzekeraar van de witte Volvo heeft namelijk betwist dat de bestuurder reed in de witte Volvo die het ongeval zou hebben veroorzaakt en ook dat de witte Volvo het ongeval heeft veroorzaakt. De toedracht is dus nog onvoldoende duidelijk en het is zelfs de vraag of de bestuurder betrokken was bij het ongeval. De bewijslast van de toedracht van het ongeval rust bij de eigenaar en de WA+-cascoverzekeraar van de vrachtwagencombinatie. Op dit moment is er te weinig informatie om te concluderen dat de bestuurder en/of de WAM-verzekeraar van de witte Volvo aansprakelijk zijn voor de schade. De eigenaar en de WA+-cascoverzekeraar van de vrachtwagencombinatie krijgen de gelegenheid om bewijs te leveren.
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 25-09-2024

Rechtspraak

PS 2024-0567

Deelgeschil. In 2022 is een fietser een eenzijdig ongeval overkomen doordat hij bij een wegversmalling in volle vaart tegen een paaltje is aangefietst. De fietser heeft bij het ongeval twee fracturen in de ruggenwervel en een beschadiging van het ruggenmerg ter hoogte van de nek opgelopen. De fietser verzoekt de rechtbank voor recht te verklaren dat de gemeente aansprakelijk is voor het ontstaan van het ongeval en dat de gemeente en de aansprakelijkheidsverzekeraar van de gemeente gehouden zijn de uit het ongeval voortvloeiende materiële en immateriële schade te vergoeden. Volgens de fietser was de weg ter plaatse van het ongeval gebrekkig in de zin van artikel 6:174 BW. Volgens de rechtbank is het aannemelijk dat er af en toe eerder ongevallen hebben plaatsgevonden ter hoogte van de wegversmalling, maar ook dat van ernstig letsel zoals de fietser heeft opgelopen niet eerder was gebleken. De kans op ongevallen met ernstige gevolgen is objectief beschouwd niet zo groot dat de weg gebrekkig moet worden geacht. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat het enkele feit dat geen waarschuwingsbord is geplaatst de weg nog niet bestempelt tot een weg die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. De getroffen maatregelen waren weliswaar sober, maar gelet op de overige omstandigheden van het geval niet ontoereikend, mede gelet erop dat de gemeente geen onbeperkte middelen ter beschikking heeft. De weg ter plaatse van het ongeval is dus niet gebrekkig in de zin van artikel 6:174 BW. De gemeente is niet aansprakelijk.
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 08-10-2024